่€ๅญ้“ๅพณ็ตŒ / Tao Te Tjing โ€” w jฤ™zykach japoล„skim i niderlandzkim. Strona 2

Japoล„sko-niderlandzka dwujฤ™zyczna ksiฤ…ลผka

่€ๅญ

่€ๅญ้“ๅพณ็ตŒ

Lao-Tse

Tao Te Tjing

ไบ”ๅไธ€็ซ 

51

้“ใฏใ“ใ‚Œใ‚’็”Ÿใ˜ใ€ๅพทใฏใ“ใ‚Œใ‚’็•œใฒใ€็‰ฉใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๅฝขใ—ใ€ๅ‹ขใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๆˆใ™ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่ฌ็‰ฉใฏ้“ใ‚’ๅฐŠใณใ€ๅพทใ‚’่ฒดใฐใ–ใ‚‹ใฏใชใใชใ‚Šใ€‚้“ใฎๅฐŠใใ€ๅพทใฎ่ฒดใใฏใ€ใใ‚Œใ“ใ‚Œใ‚’็ˆตใ™ใ‚‹ใ“ใจใชใใ—ใฆใ€่€Œใ‚‚ๅธธใซ่‡ชใ‹ใ‚‰็„ถใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ•…ใซใ€้“ใฏใ“ใ‚Œใ‚’็”Ÿใ˜ใ€ๅพทใฏใ“ใ‚Œใ‚’็•œใฒใ€ใ“ใ‚Œใ‚’้•ทใ˜ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’่‚ฒใ—ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๆˆใ—ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’็†Ÿใ—ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’้คŠใฒใ€ใ“ใ‚Œใ‚’่ฆ†ใตใชใ‚Šใ€‚็”Ÿใšใ‚‹ใ‚‚ๆœ‰ใ›ใšใ€‚็‚บใ™ใ‚‚ๆƒใพใšใ€‚้•ทใšใ‚‹ใ‚‚ๅฎฐใ›ใšใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’็Ž„ๅพทใจ่ฌ‚ใตใ€‚

Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze;
stof geeft ze vorm;
omstandigheden en neigingen vervolmaken ze.
Daarom achten de tienduizend dingen Tao
en eren ze zijn deugd.
Zonder een rang te bekleden, wordt Tao geacht
en zijn deugd geรซerd;
het gebeurt spontaan.
Voorwaar, Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze.
Zij geven ze groei en ontwikkeling;
zij geven ze veiligheid en vrede;
zij voeden en beschermen ze.
Tao verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit;
het kweekt ze, maar laat ze vrij groeien;
het leidt ze, maar heerst niet over ze.
Dit noemt men de diepe en ondoorgrondelijke deugd van Tao.

ไบ”ๅไบŒ็ซ 

52

ๅคฉไธ‹ใซๅง‹ใ‚ใ‚Šใฆใ€ไปฅใฆๅคฉไธ‹ใฎๆฏใŸใ‚Šใ€‚ๆ—ฃใซใใฎๆฏใ‚’ๅพ—ใฆใ€ไปฅใฆใใฎๅญใ‚’็Ÿฅใ‚Šใ€ๅพฉใ—ใฆใใฎๆฏใ‚’ๅฎˆใ‚‰ใฐใ€่บซใ‚’ๆฒ’ใ™ใ‚‹ใ‚‚ๆฎ†ใ‹ใ‚‰ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ใใฎๅ…Œใ‚’ๅกžใŽใ€ใใฎ้–€ใ‚’้–‰ใฅใ‚Œใฐใ€่บซใ‚’็ต‚ใ‚‹ใจใ‚‚ๅ‹คใ‚Œใšใ€‚ใใฎๅ…Œใ‚’้–‹ใใ€ใใฎไบ‹ใ‚’ๆฟŸใ•ใฐใ€่บซใ‚’็ต‚ใ‚‹ใจใ‚‚ๆ•‘ใฏใ‚Œใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๅฐใ‚’่ฆ‹ใ‚‹ใ‚’ๆ˜Žใจๆ›ฐใฒใ€ๆŸ”ใ‚’ๅฎˆใ‚‹ใ‚’ๅผบใจๆ›ฐใตใ€‚ใใฎๅ…‰ใ‚’็”จใตใ‚‹ใ‚‚ใ€ใใฎๆ˜Žใซๅพฉๆญธใ™ใ‚Œใฐใ€่บซใซๆฎƒใ‚’้บ๓ „ƒใ™ใ“ใจใชใ—ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’่ฅฒๅธธใจ่ฌ‚ใตใชใ‚Šใ€‚

Er was een begin aller dingen,
dat wij de moeder aller dingen kunnen noemen.
En wie de moeder heeft gevonden en zo haar kinderen begrijpt,
en door haar kinderen te begrijpen, aan de moeder vasthoudt,
zal zonder gevaar zijn, zijn leven lang.
Sluit de toegangen, sluit de mond,
en er zal in je leven moeiteloos vrede tot het einde heersen.
Open de toegangen, bemoei je met de dingen,
en tot het einde van je leven zal er geen verlossing zijn.
Het kleine te zien is de ware verlichting;
bij het zwakke te blijven is de ware kracht.
Gebruik dit licht om tot de verlichting te keren,
en je zal van alle gevaren behouden blijven.
Dit noemt men het eeuwige te volgen.

ไบ”ๅไธ‰็ซ 

53

ๆˆ‘ใ‚’ใ—ใฆไป‹็„ถใจใ—ใฆ็Ÿฅใฉใ‚‹ใ“ใจใ‚ใ‚Šใฆใ€ๅคง้“๓ „ƒใ‚’่กŒใฏใ—ใ‚ใ‚“ใจใ™ใ‚‹ใ‚‚ใ€ใŸใ ๆ–ฝใชใ‚‹ใ‚’ใ“ใ‚Œ็•ใ‚‹ใ€‚ๅคง้“๓ „ƒใฏ็”šใ ๅคทใ‹ใชใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏๅพ‘ใ‚’ๅฅฝใ‚€ใชใ‚Šใ€‚ๆœ๓ „ƒใฏ็”šใ ้™คใ—ใ€็”ฐใฏ็”šใ ่•ชใ‚Œใ€ๅ€‰ใฏ็”šใ ่™›ใ—ใ€‚ๆ–‡๓ „ƒ็ถตใ‚’ๆœใ—ใ€ๅˆฉๅŠใ‚’ๅธถใณใ€้ฃฎ้ฃŸ๓ „ƒใซๅŽญใใ€่ฒก่ฒจ๓ „ƒใฏไฝ™ใ‚Šๆœ‰ใ‚Šใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’็›œ็ซฝใจ่ฌ‚ใตใ€‚้ž้“๓ „ƒใชใ‚‹ใ‹ใชใ€‚

Zou ik maar weinig verstand hebben,
dan zou ik ook vrezen te verdwalen
bij het volgen van een brede weg,
want brede wegen hebben weinig kenmerken.
Daarom verkiezen de mensen de zijwegen,
de tuinen indrukwekkend,
terwijl de landerijen verwaarloosd,
de voorraadschuren te leeg zijn.
Er worden opvallende kleren gedragen,
scherpe wapens ook,
eten en drinken onmatig genuttigd,
rijkdom en schatten vergaard.
Dit is diefstal en verkwisting.
Voorwaar, dit is niet volgens Tao.

ไบ”ๅๅ››็ซ 

54

ๅ–„ใๅปบ๓ „„ใคใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏๆŠœใ‘ใšใ€ๅ–„ใๆŠฑ๓ „ƒใใ‚‚ใฎใฏ่„ซใ›ใšใ€‚ๅญๅญซใฏไปฅใฆ็ฅญ็ฅ€ใ—ใฆ่ผŸใพใšใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’่บซใซไฟฎใ‚€ใ‚Œใฐใ€ใใฎๅพทใฏไนƒใก็œž๓ „ƒใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ๅฎถใซไฟฎใ‚€ใ‚Œใฐใ€ใใฎๅพทใฏ้ค˜ใ‚ใ‚Šใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’้„•ใซไฟฎใ‚€ใ‚Œใฐใ€ใใฎๅพทใฏไนƒใก้•ทใ—ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ๅœ‹ใซไฟฎใ‚€ใ‚Œใฐใ€ใใฎๅพทใฏไนƒใก่ฑใ‹ใชใ‚Šใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ๅคฉไธ‹ใซไฟฎใ‚€ใ‚Œใฐใ€ใใฎๅพทใฏไนƒใกๆ™ฎใ—ใ€‚ๆ•…ใซใ€่บซใ‚’ไปฅใฆใฏ่บซใ‚’่ง€ใ€ๅฎถใ‚’ไปฅใฆใฏๅฎถใ‚’่ง€ใ€้„•ใ‚’ไปฅใฆใฏ้„•ใ‚’่ง€ใ€ๅœ‹ใ‚’ไปฅใฃใฆๅœ‹ใ‚’่ง€ใ€ๅคฉไธ‹ใ‚’ไปฅใฆใฏๅคฉไธ‹ใ‚’่ง€ใ‚‹ใ€‚ๅพไฝ•ใ‚’ไปฅใฆๅคฉไธ‹ใฎ็„ถใ‚‹ใ“ใจใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ‚„ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚

Wat goed in Tao geworteld is,
kan niet van Tao ontworteld worden.
Wat goed aan Tao vasthoudt,
kan niet van Tao gescheiden worden,
en van geslacht op geslacht zullen de
voorvaderlijke offerdiensten zich vanzelf opvolgen.
Wanneer je de deugd in jezelf ontwikkelt,
wordt het een waarachtige deugd;
wanneer je de deugd in de familie ontwikkelt,
wordt het een overvloedige deugd;
wanneer je de deugd in de gemeenschap ontwikkelt,
wordt het een duurzame deugd;
wanneer je de deugd in het land ontwikkelt,
wordt het een omvangrijke deugd;
wanneer je de deugd in het rijk ontwikkelt,
wordt het een universele deugd.
Zie daarom de persoon als persoon;
zie de familie als familie;
zie de gemeenschap als gemeenschap;
zie het land als land;
zie het rijk als rijk.

ไบ”ๅไบ”็ซ 

55

ๅซๅพทใฎๅŽšใใฏใ€่ตคๅญใซๆฏ”ใ™ใ€‚ๆฏ’่Ÿฒใ‚‚่žซใ•ใšใ€็Œ›็ธใ‚‚ๆ“šใ‚‰ใšใ€ๆ”ซ้ณฅใ‚‚ๆใŸใšใ€‚้ชจใฏๅผฑ๓ „ƒใ็ญ‹ใฏๆŸ”ใ‚‰ใ‹ใซใ—ใฆใ€่€Œใ‚‚ๆกใ‚‹ใ“ใจใฏๅ›บใ—ใ€‚ใ„ใพใ ็‰็‰กใฎๅˆใตใ“ใจใ‚’็Ÿฅใ‚‰ใ–ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ไ˜’ใฎไฝœใ‚‹ใฏใ€็ฒพใฎ่‡ณใ‚Šใชใ‚Šใ€‚็ต‚ๆ—ฅ่™Ÿในใฉใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๅ—Œใฎๅ—„ใ‚Œใ–ใ‚‹ใฏใ€ๅ’Œใฎ่‡ณใ‚Šใชใ‚Šใ€‚ๅ’Œใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ‚’ๅธธใจๆ›ฐใฒใ€ๅธธใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ‚’ๆ˜Žใจๆ›ฐใฒใ€็”Ÿใ‚’็›Šใ™ใ‚’็ฅฅใจๆ›ฐใฒใ€ๅฟƒใฎๆฐฃใ‚’ไฝฟใตใ‚’ๅผบใจๆ›ฐใตใ€‚็‰ฉใฏๅฃฏใชใ‚Œใฐๅ‰‡ใก่€ใ‚†ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ไธ้“ใจ่ฌ‚ใตใ€‚ไธ้“ใชใ‚Œใฐๆ—ฉใๅทฒใชใ‚Šใ€‚

Hoe weet ik, dat het in de wereld zo vergaat?
Aldus:
Wie veel deugd bezit, is gelijk een kind.
Giftige insecten zullen hem niet bijten;
wilde beesten zullen hem niet grijpen;
roofvogels zullen hem niet aanvallen.
Zijn botten zijn zwak, zijn spieren zacht,
maar zijn greep is vast.
Van het samengaan van man en vrouw weet hij nog niets,
toch staat zijn lid en duidt op het beginsel
in al zijn tegenwoordigheid.
Hij kan een dag lang wenen zonder schor te worden;
zijn evenwicht is volmaakt.
En het evenwicht te kennen, is met het eeuwige overeen te komen;
met het eeuwige overeen te komen, is verlichting.
Maar de volgroeiing te dwingen, voorspelt niets goeds,
want ongeremde gedachten leiden tot geweld,
en wanneer de dingen hun hoogtepunt bereiken,
treedt hun verval in.
Dit is tegen Tao;
wat tegen Tao is, sterft uit.

ไบ”ๅๅ…ญ็ซ 

56

็Ÿฅใ‚‹่€…ใฏ่จ€ใฏใšใ€่จ€ใต่€…ใฏ็Ÿฅใ‚‰ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ใใฎๅ…Œใ‚’ๅกžใŽใ€ใใฎ้–€ใ‚’้–‰ใขใ€ใใฎ้Šณใ‚’ๆŒซใใ€ใใฎ็ด›ใ‚’่งฃใใ€ใใฎๅ…‰ใ‚’ๅ’Œใ’ใ€ใใฎๅกตใซๅŒใ˜ใใ™ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’็Ž„ๅŒใจ่ฌ‚ใตใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅพ—ใฆ่ฆชใ‚€ในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ใพใŸๅพ—ใฆ็–Žใ‚“ใšในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ๅพ—ใฆๅˆฉใ™ในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ใพใŸๅพ—ใฆๅฎณใ™ในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ๅพ—ใฆ่ฒดใใ™ในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ใพใŸๅพ—ใฆ่ณคใใ™ในใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคฉไธ‹ใฎ่ฒดใจใชใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Hij die spreekt, weet niet;
hij die weet, spreekt niet.
Hij sluit de toegangen; hij sluit de mond.
Hij stompt af zijn scherpte en ontwart de strikken;
hij dooft zijn licht en wordt รฉรฉn met het stof van de wereld.
Dit noemt men de diepe eenwording.
Daarom is het onmogelijk vertrouwelijk met hem te zijn,
dicht tot hem te komen, onverschillig over hem te zijn, veraf van hem te gaan;
daarom is het onmogelijk hem te bevoordelen,
onmogelijk hem te benadelen, onmogelijk hem te eren,
onmogelijk hem te beschamen.
Daarom wordt hij hooggeacht door de wereld.

ไบ”ๅไธƒ็ซ 

57

ๆญฃใ‚’ไปฅใฆใฏๅœ‹ใ‚’ๆฒปใ‚ใ€ๅฅ‡ใ‚’ไปฅใฆใฏๅ…ตใ‚’็”จใตใ€‚็„กไบ‹ใ‚’ไปฅใฆใฏๅคฉไธ‹ใ‚’ๅ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๅพใฏไฝ•ใ‚’ไปฅใฆใใฎ็„ถใ‚‹ใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ‚„ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚ๅคฉไธ‹ใซๅฟŒ่ซฑใ‚’ๅคšใใ™ใ‚Œใฐใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏใ„ใ‚ˆใ„ใ‚ˆ่ฒงใ—ใ€‚ๆฐ‘ใซๅˆฉๅ™จใ‚’ๅคšใใ™ใ‚Œใฐใ€ๅœ‹ๅฎถใฏใพใ™ใพใ™ๆ˜ใ—ใ€‚ไบบใซๆŠ€ๅทงใ‚’ๅคšใใ™ใ‚Œใฐใ€ๅฅ‡็‰ฉใฏใพใ™ใพใ™่ตทใ‚‹ใ€‚ๆณ•ไปคใพใ™ใพใ™ๅฝฐใ‹ใซใชใ‚‰ใฐใ€็›œ่ณŠใฏใ‚ใ‚‹ใ“ใจๅคšใ—ใ€‚ๆ•…ใซใ€่–ไบบใฏไบ‘ใตใ€ใ€Œๆˆ‘ใฏ็„ก็ˆฒใชใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏ่‡ชใ‹ใ‚‰ๅŒ–ใ™ใ€‚ๆˆ‘ใฏ้œใ‚’ๅฅฝใ‚€ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏ่‡ชใ‹ใ‚‰ๆญฃใ—ใ—ใ€‚ๆˆ‘ใฏ็„กไบ‹ใชใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏ่‡ชใ‚‰ๅฏŒใ‚€ใ€‚ๆˆ‘ใฏ็„กๆฌฒใชใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘่‡ชใ‚‰ๆœดใชใ‚Šใ€‚ใ€ใจใ€‚

Regeer de staat met voorbeeldigheid;
een leger wordt met bijzondere bevelen ingezet,
maar het rijk wordt beheerd door niet handelen.
Hoe weet ik dat het zo moet?
Aldus:
Hoe meer verboden en censuur er in de wereld zijn,
hoe armer de mensen worden;
hoe meer scherpe wapens de mensen bezitten,
hoe onrustiger wordt de staat;
hoe meer sluwheid en vernuft de mens ontwikkelt,
hoe meer vergrijpen hij begaat;
hoe meer wetten en regels worden opgelegd,
hoe meer dieven en vandalen ontstaan.
Daarom zegt de wijze:
Ik treed niet op en de mensen veranderen uit zichzelf;
Ik behoud mijn stilte en de mensen vinden
uit zichzelf de juiste weg;
ik handel door niet-handelen en de mensen
worden uit zichzelf welvarend;
ik koester geen begeerten en de mensen
worden uit zichzelf als ongesneden hout.

ไบ”ๅๅ…ซ็ซ 

58

ใใฎๆ”ฟๆ‚ถๆ‚ถใชใ‚Œใฐใ€ใใฎๆฐ‘ใฏ้†‡้†‡ใŸใ‚‰ใ‚“ใ€‚ใใฎๆ”ฟๅฏŸๅฏŸใŸใ‚Œใฐใ€ใใฎๆฐ‘ใฏ็ผบ็ผบใŸใ‚‰ใ‚“ใ€‚็ฆ๓ „ƒใฏ็ฆ๓ „ƒใฎๅ€šใ‚‹ๆ‰€๓ „ƒใซใ—ใฆใ€็ฆ๓ „ƒใฏ็ฆ๓ „ƒใ„ใฎไผใ™ใ‚‹ๆ‰€๓ „ƒใชใ‚Šใ€‚ๅญฐใ‹ใใฎๆฅตใ‚’็Ÿฅใ‚‰ใ‚“ใ‚„ใ€‚ใใ‚Œๆญขใ‚‹ใ“ใจใชใใชใ‚Šใ€‚ๆญฃใฏๅพฉใ™ใ‚Œใฐๅฅ‡ใจใชใ‚Šใ€ๅ–„ใฏๅพฉใ™ใ‚Œใฐๅฆ–ใจใชใ‚‹ใ€‚ไบบใฎ่ฟทใตใ‚„ใ€ใใฎๆ—ฅๅ›บใซไน…ใ—ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏๆ–นใชใ‚Œใฉๅ‰ฒใ‹ใšใ€ๅป‰๓ „ƒใชใ‚Œใฉใ‚‚ๅŠŒใ‚‰ใšใ€็›ดใชใ‚Œใฉใ‚‚่‚†ใชใ‚‰ใšใ€ๅ…‰ใ‚ใ‚Œใฉใ‚‚่€€ใ‹ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Wanneer de heerser laks en onverschillig is,
zullen de mensen tevreden en welwillend zijn;
wanneer de heerser ijverig en precies is,
zullen de mensen teleurgesteld en twistziek worden.
Want ongeluk is waar geluk op berust
en in geluk schuilt ongeluk.
Komt hier geen einde aan?
Is er geen voobeeldigheid?
Dan zullen de deugdzamen wederom verdorven raken,
de goeden wederom verslechten.
De mensen zijn allang op dit dwaalspoor.
Daarom is de wijze puntig als een vierkant,
maar doorboort hij niet;
scherp als een mes, maar snijdt hij niet;
recht als een strak koord, maar meet hij niet;
schitterend als licht, maar verblindt hij niet.

ไบ”ๅไน็ซ 

59

ไบบใ‚’ๆฒปใ‚ๅคฉใซไบ‹ใตใ‚‹ใซใฏใ€ๅ—‡ใซใ—ใใฏใชใ—ใ€‚ใใ‚ŒใŸใ ๅ—‡ใชใ‚‹ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๆ—ฉๅพฉใจ่ฌ‚ใตใ€‚ๆ—ฉๅพฉใฏใ€ใ“ใ‚Œใ‚’้‡็ฉๅพทใจ่ฌ‚ใตใ€‚้‡็ฉๅพทใชใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกๅ‰‹ใ›ใ–ใ‚‹ใ“ใจใชใ—ใ€‚ๅ‰‹ใ›ใ–ใ‚‹ใ“ใจใชใ‘ใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกใใฎๆฅตใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ“ใจใชใ—ใ€‚ใใฎๆฅตใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ“ใจใชใ‘ใ‚Œใฐใ€ไปฅใฆๅœ‹ใ‚’ๆœ‰ใคในใ—ใ€‚ๅœ‹ใ‚’ๆœ‰ใคใฎๆฏใฏใ€ไปฅใฆ้•ทไน…ใชใ‚‹ในใ—ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ๆทฑๆ นๅ›บ่’‚๓ „ใ€้•ท็”Ÿไน…่ฆ–๓ „ƒไน‹้“ใจ่ฌ‚ใตใชใ‚Šใ€‚

Om over de mensen te heersen en de Hemel te dienen,
moet je matig zijn;
alleen als men matig is, kan men zich gauw herstellen.
Zich gauw herstellen betekent veel deugd te vergaren,
en wie veel deugd vergaart heeft, kan alles overwinnen.
Wie alles overwinnen kan, vergaart ongekende vermogens,
en wie ongekende vermogens bezit, is in staat het rijk te regeren.
Wie het Tao van het rijk begrijpt, zal het lang behouden,
want zijn wortels gaan diep en zijn stengels zijn krachtig,
en dit duidt op een langdurig bestaan en altijddurende gaven.

ๅ…ญๅ็ซ 

60

ๅคงๅœ‹ใ‚’ๆฒปใ‚€ใ‚‹ใฏใ€ๅฐ้ฎฎใ‚’็ƒนใ‚‹ใŒใ”ใจใ—ใ€‚้“ใ‚’ไปฅใฆๅคฉไธ‹ใซ่Ž…ใ‚ใฐใ€ใใฎ้ฌผใ‚‚็ฅž๓ „ƒใชใ‚‰ใšใ€‚ใใฎ้ฌผใฎ็ฅž๓ „ƒใชใ‚‰ใ–ใ‚‹ใฎใฟใซใฏใ‚ใ‚‰ใšใ€ใใฎ็ฅž๓ „ƒใ‚‚ไบบใ‚’ๅ‚ทใ‚‰ใšใ€‚ใใฎ็ฅž๓ „ƒใ‚‚ไบบใ‚’ๅ‚ทใ‚‰ใ–ใ‚‹ใฎใฟใซใฏใ‚ใ‚‰ใšใ€่–๓ „ƒไบบใ‚‚ใพใŸไบบใ‚’ๅ‚ทใ‚‰ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ใใ‚Œๅ…ฉใชใŒใ‚‰็›ธๅ‚ทใ‚‰ใšใ€‚ๆ•…ใซๅพทใฏไบคๆญธใ™ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Men moet een groot rijk regeren zoals je een klein visje bakt;
wanneer men het rijk volgens Tao regeert,
zullen de geesten hun bovennatuurlijke macht kwijtraken.
Niet dat ze hun geestelijke kracht gaan verliezen,
maar ze zullen de mensen niet langer bejegenen;
ze zullen de mensen niet langer bejegenen
en dan zal de wijze hen niet bejegenen.
Wanneer ze elkaar niet langer bejegenen,
dan zullen ze beiden deugd vergaren,
dat ten goede van allen komt.

ๅ…ญๅไธ€็ซ 

61

ๅคงๅœ‹ใฏไธ‹ๆตใซใ—ใฆใ€ๅคฉไธ‹ใฎไบคใชใ‚Šใ€‚ๅคฉไธ‹ใฎ็‰ใชใ‚Šใ€‚็‰ใฏๅธธใซ้œใ‚’ไปฅใฆ็‰กใซๅ‹๓ „ƒใคใ€‚้œใ‚’ไปฅใฆไธ‹ใ‚‹ใ“ใจใ‚’ใชใ™ใชใ‚Šใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคงๅœ‹ไปฅใฆๅฐๅœ‹ใซไธ‹ใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกๅฐๅœ‹ใ‚’ๅ–ใ‚Šใ€ๅฐๅœ‹ใฏไปฅใฆๅคงๅœ‹ใซไธ‹ใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกๅคงๅœ‹ใ‚’ๅ–ใ‚‰ใ‚‹ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๆˆ–ใฏไธ‹ใ‚Šใฆไปฅใฆๅ–ใ‚Šใ€ๆˆ–ใฏไธ‹ใ‚Šใฆ่€Œใ‚‚ๅ–ใ‚‰ใ‚‹ใ€‚ๅคงๅœ‹ใฏไบบใ‚’ๅ…ผ๓ „„ใญ็•œใฏใ‚“ใจๆฌฒใ™ใ‚‹ใซ้ŽใŽใšใ€‚ๅฐๅœ‹ใฏๅ…ฅใ‚Šใฆไบบใซไบ‹ใธใ‚“ใจๆฌฒใ™ใ‚‹ใซ้ŽใŽใšใ€‚ใใ‚Œๅ…ฉ่€…ใฏใ€ใŠใฎใŠใฎใใฎๆฌฒใ™ใ‚‹ๆ‰€๓ „ƒใ‚’ๅพ—ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคงใชใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏๅฎœใ—ใไธ‹ใ‚‹ใ“ใจใ‚’ใชใ™ในใ—ใ€‚

Een groot rijk is gelijk een riviermonding in de laagte,
waar de wereld uit alle richtingen naar
het ontvangende van de wereld toe neerstroomt;
het ontvangende plaatst zich onder en door niet-handelen
wint het altijd van het gevende.
Aldus kan een grote staat een kleine aan zich binden
door zich onder te plaatsen,
en kan een kleine staat een grote aan zich binden
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich,
omdat ze zich onder bevinden.
Een grote staat wil andere aan zich hechten
en een kleine staat wil andere dienen.
Opdat beide krijgen wat ze willen,
moet de grote staat zich onder plaatsen.

ๅ…ญๅไบŒ็ซ 

62

้“ใฏ่ฌ็‰ฉใฎๅฅงใ€ๅ–„ไบบใฎๅฏถใ€ไธๅ–„ไบบใฎไฟใคๆ‰€๓ „ƒใชใ‚Šใ€‚็พŽ่จ€ใฏไปฅใฆๅธ‚ใ‚‹ในใใ€ๅฐŠ่กŒใฏไปฅใฆไบบใซๅŠ ใตในใ—ใ€‚ไบบใฎไธๅ–„ใชใ‚‹ใ€ไฝ•ใฎๆฃ„ใคใ‚‹ใ“ใจใ‹ใ“ใ‚Œใ‚ใ‚‰ใ‚“ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคฉๅญใ‚’็ซ‹ใฆใ€ไธ‰ๅ…ฌใ‚’็ฝฎใใชใ‚Šใ€‚ๆ‹ฑ็’งใฎไปฅใฆ้งŸ้ฆฌใซๅ…ˆใ ใคใ“ใจใ‚ใ‚Šใจ้›–ใ‚‚ใ€ๅใŒใ‚‰ใซใ—ใฆใ“ใฎ้“ใ‚’้€ฒใ‚€ใซใฏๅฆ‚ใ‹ใšใ€‚ๅคใฎใ“ใฎ้“ใ‚’่ฒดใถๆ‰€๓ „ƒไปฅใฎใ‚‚ใฎใฏไฝ•ใžใ‚„ใ€‚ๆฑ‚ใ‚€ใ‚Œใฐไปฅใฆๅพ—ใ€็ฝชใ‚ใ‚‹ใ‚‚ไปฅใฆๅ…๓ „„ใ‚‹ใจๆ›ฐใฏใšใ‚„ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคฉไธ‹ใฎ่ฒดใจใชใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Tao is in de wereld gelijk de kamer op het zuidwesten,
de schatkist van de goeden, een vluchtoord voor de slechten,
want goede woorden brengen je eer en goede daden achting,
en zelfs wanneer de mens slecht is, zal Tao hem toegang bieden.
Daarom is het beter om bij de kroning van een koning,
of de beรซediging van de drie ministers,
te knielen en dit Tao aan te bieden,
dan veel jade getrokken door spannen van vier paarden.
Waarom werd dit Tao hooggeacht door de wijzen van weleer?
Zegden ze niet, dat wie Tao zoekt het zal het vinden,
wie in Tao zijn toevlucht zoekt, verlost zal worden?
Daarom wordt Tao hooggeacht door de wereld.

ๅ…ญๅไธ‰็ซ 

63

็„ก็ˆฒใ‚’็ˆฒใ—ใ€็„กไบ‹ใ‚’ไบ‹ใจใ—ใ€็„กๅ‘ณใ‚’ๅ‘ณใฒใ€ๅฐใ‚’ๅคงใจใ—ใ€ๅฐ‘ใ‚’ๅคšใจใ—ใ€ๆ€จใซๅ ฑใ‚†ใ‚‹ใซๅพณใ‚’ไปฅใฆใ™ใ€‚้›ฃ๓ „„ใ‚’ใใฎๆ˜“ใซๅœ–ใ‚Šใ€ๅคงใ‚’ใใฎ็ดฐใซใชใ™ใ€‚ๅคฉไธ‹ใฎ้›ฃ๓ „„ไบ‹ใฏๅฟ…ใšๆ˜“ใ‚ˆใ‚Šไฝœใ‚Šใ€ๅคฉไธ‹ใฎๅคงไบ‹ใฏใ€ๅฟ…ใš็ดฐใ‚ˆใ‚Šไฝœใ‚‹ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏ็ต‚ใซๅคงใ‚’ใชใ•ใšใ€‚ๆ•…ใซใ€่ƒฝใใใฎๅคงใ‚’ใชใ™ใชใ‚Šใ€‚ใใ‚Œ่ผ•่ซพใฏๅฟ…ใšๅฏกไฟกใซใ—ใฆใ€ๅคšๆ˜“ใฏๅฟ…ใšๅคš้›ฃ๓ „„ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใ™ใ‚‰็Œถใปใ“ใ‚Œใ‚’้›ฃ๓ „„ใ—ใจใ™ใ€‚ๆ•…ใซใ€็ต‚ใซ้›ฃ๓ „„ใใ“ใจใชใใชใ‚Šใ€‚

Handel door niet-handelen;
doe door niet-doen, ervaar door niet-ervaren;
groot of klein, veel of weinig, betaal aanstoot met deugd.
Bereid je voor op het zware wanneer het nog licht is;
werk aan het grote wanneer het nog klein is.
Zware ondernemingen beginnen licht;
grote ondernemingen beginnen klein.
Daarom streeft de wijze niet naar het grote
en bereikt hij zo het grote.
Wie makkelijk toezegt, krijgt geen vertrouwen;
wie de dingen als makkelijk ziet, krijgt moeilijkheden.
De wijze ziet de dingen als moeilijk
en daarom krijgt hij geen moeilijkheden.

ๅ…ญๅๅ››็ซ 

64

ใใฎๅฎ‰ใใฏๆŒใ—ๆ˜“ใใ€ใใฎๆœชใ ๅ…†ใ•ใ–ใ‚‹ใฏ่ฌ€ใ‚Šๆ˜“ใใ€ใใฎ่„†ใใฏ็ ดใ‚Šๆ˜“ใใ€ใใฎๅพฎใชใ‚‹ใฏๆ•ฃใ˜ๆ˜“ใ—ใ€‚ใ“ใ‚Œใ‚’ๆœชใ ๆœ‰ใ‚‰ใ–ใ‚‹ใซใชใ—ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๆœชใ ไบ‚ใ‚Œใ–ใ‚‹ใซๆฒปใ‚€ใ€‚ๅˆๆŠฑใฎๆœจใ‚‚ใ€ๆฏซๆœซใ‚ˆใ‚Š็”Ÿใ˜ใ€ไนๅฑค๓ „ƒใฎ่‡บใ‚‚ใ€็ดฏๅœŸใ‚ˆใ‚Š่ตทใ‚Šใ€ๅƒ้‡Œใฎ่กŒใ‚‚ใ€่ถณไธ‹ใ‚ˆใ‚Šๅง‹ใพใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚็ˆฒใ™่€…ใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๆ•—ใ‚Šใ€ๅŸทใ‚‹่€…ใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๅคฑใตใ€‚่–ไบบใฏ็ˆฒใ™ใ“ใจใชใ—ใ€‚ๆ•…ใซๆ•—ใ‚‹ใ‚‹ใ“ใจใชใ—ใ€‚ๅŸทใ‚‹ใ“ใจใชใ—ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅคฑใตใ“ใจ็„กใ—ใ€‚ๆฐ‘ใฎไบ‹ใซๅพžใตใ‚„ใ€ๅธธใซใปใจใ‚“ใฉๆˆใ‚‰ใ‚“ใจใ™ใ‚‹ใซๆ–ผใฆใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๆ•—ใ‚‹ใ€‚็ต‚ใ‚’ๆ„ผใ—ใ‚€ใ“ใจๅง‹ใฎๅฆ‚ใใชใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกๆ•—ใ‚‹ใ‚‹ใ“ใจใชใใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏๆฌฒใ›ใ–ใ‚‹ใ‚’ๆฌฒใ—ใฆใ€ๅพ—้›ฃใใฎ่ฒจใ‚’่ฒดใฐใšใ€‚ๅญธใฐใ–ใ‚‹ใ‚’ๅญธใณใฆใ€่ก†ไบบใฎ้Žใใ‚‹ๆ‰€ใซๅพฉใซใ—ใ€ไปฅใฆ่ฌ็‰ฉใฎ่‡ช็„ถใ‚’่ผ”ใ‘ใฆใ€ๆ•ขใฆ็ˆฒใ•ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Wat stil staat, kun je makkelijk vasthouden;
wat niet is, kun je makkelijk vรณรณr zijn;
wat bros is, kun je makkelijk breken;
wat nietig is, kun je makkelijk verdrijven.
Benader de dingen nog voor hun onstaan;
zet de dingen recht nog voor dat ze in wanorde raken.
Een boom zo groot als een mans omarming,
is van een scheut omhooggegroeid;
een toren van negen verdiepingen begint met een klomp klei;
een reis van driehonderd mijlen begint waar je staat.
Wie handelt faalt; wie grijpt verliest.
Daarom handelt de wijze niet, en faalt hij niet,
grijpt hij niet, en verliest hij niet.
De mensen falen vaak wanneer ze bijna slagen;
wanneer je tegen het einde zo voorzichtig blijft
als je in den beginne was, zal je niet falen.
Daarom begeert de wijze geen begeerten,
begeert hij geen begeerlijkheden.
Hij leert geen geleerdheden, maar keert terug
naar wat de mensen vergeten zijn.
Hij kweekt de dingen zoals ze zijn
en handelt door niet-handelen.

ๅ…ญๅไบ”็ซ 

65

ๅคใฎๅ–„ใ้“ใ‚’็ˆฒใ‚€ใ‚‹่€…ใฏใ€ไปฅใฆๆฐ‘ใ‚’ๆ˜Žใ‹ใซใ™ใ‚‹ใซใฏใ‚ใ‚‰ใšใ€‚ๅฐ‡ใซไปฅใฆใ“ใ‚Œใ‚’ๆ„šใซใ›ใ‚“ใจใ™ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆฐ‘ใฎๆฒปใ‚้›ฃใใฏใ€ใใฎๆ™บใฎๅคšใใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚ๆ™บใ‚’ไปฅใฆๅœ‹ใ‚’ๆฒปใ‚€ใ‚‹ใฏใ€ๅœ‹ใฎ่ณŠใชใ‚Šใ€‚ๆ™บใ‚’ไปฅใฆๅœ‹ใ‚’ๆฒปใ‚ใ–ใ‚‹ใฏใ€ๅœ‹ใฎ็ฆ๓ „ƒใชใ‚Šใ€‚ใ“ใฎๅ…ฉ่€…ใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใฏใ€ใพใŸๆฅทๅผใชใ‚Šใ€‚ๅธธใซๆฅทๅผใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใฏใ€ใ“ใ‚Œใ‚’็Ž„ๅพทใจ่ฌ‚ใตใ€‚็Ž„ๅพทใฏๆทฑใ—้ ใ—ใ€‚็‰ฉใจใฏๅใ›ใ‚Šใ€‚ไนƒใกๅคง้ †ใซ่‡ณใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Degenen die zich aan Tao hielden in tijden van weleer
onderwezen de mensen niet, maar hielden hen ongeletterd,
want teveel geleerdheid maakt de mensen moeilijk te regeren.
Degene die de staat regeert met het geven van geleerdheid,
besteelt haar;
degene die de staat regeert zonder het geven van geleerdheid,
is voor haar een zegen.
Wie dit inziet, kent ook het voorbeeld,
en het voorbeeld voor ogen te houden,
noemt men de wonderlijke deugd.
De deugd wordt diep en verreikend,
en de dingen keren terug naar hun oorspronkelijke staat,
en hervinden hun zuiver evenwicht.

ๅ…ญๅๅ…ญ็ซ 

66

ๆฑŸๆตท๓ „ƒใฎใ‚ˆใ็™พ่ฐทใฎ็Ž‹ใŸใ‚‹ๆ‰€๓ „ƒไปฅใฎใ‚‚ใฎใฏใ€ใใฎใ‚ˆใใ“ใ‚Œใซไธ‹ใ‚‹ใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚ๆ•…ใซใ€ใ‚ˆใ็™พ่ฐทใฎ็Ž‹ใจใชใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏๆฐ‘ใซไธŠใŸใ‚‰ใ‚“ใจๆฌฒใ›ใฐใ€ๅฟ…ใš่จ€ใ‚’ไปฅใฆใ“ใ‚Œใซไธ‹ใ‚Šใ€ๆฐ‘ใซๅ…ˆใ ใŸใ‚“ใจๆฌฒใ›ใฐใ€ๅฟ…ใš่บซใ‚’ไปฅใฆใ“ใ‚ŒใซๅพŒใ‚‹ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆ่–ไบบใฏใ€่–ไบบใฏไธŠใซ่™•ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏ้‡ใ—ใจใ›ใšใ€ๅ‰ใซ่™•ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๆฐ‘ใฏๅฎณใจใ›ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€ๅคฉไธ‹ใฏๆŽจใ™ใ“ใจใ‚’ๆจ‚ใ—ใฟใฆใ€่€Œใ‚‚ๅŽญใฏใšใ€‚ใใฎ็ˆญใฏใ–ใ‚‹ใ‚’ไปฅใฆใฎๆ•…ใซใ€ๅคฉไธ‹ใฏใ‚ˆใใ“ใ‚Œใจ็ˆญใ†ใ“ใจใชใใชใ‚Šใ€‚

De grote rivieren en zeeรซn
zijn de koningen van alle bergstromen,
omdat ze welbedacht onder blijven;
daarom zijn ze de koningen.
Daarom, om boven de mensen te staan,
moet je in woorden minder zijn;
om de mensen voor te gaan,
moet je in daden achterblijven.
De wijze bevindt zich boven,
maar de mensen voelen zijn gewicht niet;
hij loopt voor,
maar de mensen treden hem niet op de hielen;
de wereld zingt hem lof toe
zonder er moe van te worden.
Het is omdat hij niet wedijvert,
dat niemand het tegen hem opneemt.

ๅ…ญๅไธƒ็ซ 

67

ๅคฉไธ‹ใฏใฟใชๆˆ‘ใ‚’ๅคงใชใ‚Œใฉใ‚‚ไธ่‚–๓ „ƒใซไผผใŸใ‚Šใจ่ฌ‚ใตใ‚‚ใ€ใใ‚ŒใŸใ ๅคงใชใ‚‹ใŒๆ•…ใซใ€ไธ่‚–๓ „ƒใซไผผใŸใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ใ‚‚ใ—่‚–๓ „ƒใชใ‚‰ใฐใ€ไน…ใ—ใใ‹ใชใใฎ็ดฐใชใ‚‹ใ“ใจใ€‚ๆˆ‘ใซไธ‰ๅฏถใ‚ใ‚Šใ€‚ๅฏถใจใ—ใฆใ“ใ‚Œใ‚’ๆŒใ™ใ€‚ไธ€ใซๆ›ฐใใ€”ใƒžใƒžใ€•ๆ…ˆใ€‚ไบŒใซๆ›ฐใใ€ๅ„‰ใ€‚ไธ‰ใซๆ›ฐใใ€ๆ•ขใฆๅคฉไธ‹ใฎๅ…ˆใจใชใ‚‰ใ–ใ‚‹ใ“ใจใ€‚ๆ…ˆใชใ‚‹ใŒๆ•…ใซใ€ใ‚ˆใๅ‹‡ใชใ‚Šใ€‚ๅ„‰ใชใ‚‹ใŒๆ•…ใซใ€ใ‚ˆใๅปฃใ—ใ€‚ๆ•ขใฆๅคฉไธ‹ใฎๅ…ˆใจใชใ‚‰ใ–ใ‚‹ใŒๆ•…ใซใ€ใ‚ˆใๆˆๅ™จ๓ „ƒใฎ้•ทใŸใ‚Šใ€‚ไปŠใฏๆ…ˆใ‚’ๆจ๓ „ƒใฆใฆใพใ•ใซๅ‹‡ใชใ‚‰ใ‚“ใจใ—ใ€ๅ„‰ใ‚’ๆจ๓ „ƒใฆใฆใพใ•ใซๅปฃใ‹ใ‚‰ใ‚“ใจใ—ใ€ๅพŒใŸใ‚‹ใ“ใจใ‚’ๆจ๓ „ƒใฆใฆใพใ•ใซๅ…ˆใŸใ‚‰ใ‚“ใจใ™ใ€‚ๆญปใชใ‚‹ใ‹ใชใ€‚ใใ‚Œๆ…ˆใฏไปฅใฆๆˆฐใธใฐๅ‰‡ใกๅ‹ใกใ€ไปฅใฆๅฎˆใ‚Œใฐๅ‰‡ใกๅ›บใ—ใ€‚ๅคฉใฏใพใ•ใซใ“ใ‚Œใ‚’ๆ•‘ใฒใ€ๆ…ˆใ‚’ไปฅใฆใ“ใ‚Œใ‚’่กžใ‚‰ใ‚“ใจใ™ใ€‚

De hele wereld zegt, dat mijn Tao
wel erg groot en onvoorstelbaar is.
Het is omdat het zo groot is,
dat het onvoorstelbaar is.
Als wij het ons zouden kunnen voorstellen,
zou het allang iets kleins zijn.
Drie schatten heb ik; behoed en bewaar ze.
De eerste is mededogen,
de tweede is matigheid
en de derde is niet op de wereld vooruit te lopen.
Mededogen maakt je waarlijk moedig;
matigheid maakt je waarlijk vrijgevig,
en doordat je niet op de wereld vooruitloopt,
ben je in staat haar te leiden.
Maar zonder mededogen moedig te zijn,
zonder matigheid vrijgevig,
de voornaamste te willen zijn zonder te kunnen volgen,
voorwaar, deze dingen zijn dodelijk.
Het is mededogen, dat je in de aanval doet overwinnen
en onoverwinnelijk maakt in de verdediging;
wanneer de Hemel een mens wil redden,
zal hij hem met mededogen wapenen.

ๅ…ญๅๅ…ซ็ซ 

68

ๅ–„ใๅฃซใŸใ‚‹่€…๓ „ƒใฏใ€ๆญฆใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ๅ–„ใๆˆฐใต่€…๓ „ƒใฏใ€ๆ€’ใ‚‰ใšใ€‚ๅ–„ใๆ•ตใซๅ‹๓ „ƒใค่€…๓ „ƒใฏใ€็ˆญใฏใšใ€‚ๅ–„ใไบบใ‚’็”จใตใ‚‹่€…๓ „ƒใฏใ€ไธ‹ใจใชใ‚‹ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’็ˆญใฏใ–ใ‚‹ใฎๅพณใจ่ฌ‚ใตใ€ๆ˜ฏใ‚’ไบบใ‚’็”จใตใ‚‹ใฎๅŠ›ใจ่ฌ‚ใตใ€ๆ˜ฏใ‚’ๅคฉใซ้…ใ™ใจ่ฌ‚ใตใ€‚ๅคใฎๆฅตใชใ‚Šใ€‚

Een goed aanvoerder houdt gelijke tred
met zijn troepen;
een goed krijger toont geen gevoelens;
een goed veroveraar onderhandelt niet.
Een goed gebruiker van mensen echter,
plaatst zich onder hen;
dit noemt men de deugd van niet-streven,
de kracht om mensen in te zetten;
dit noem men de Hemel te evenaren,
het hoogste beginsel van weleer.

ๅ…ญๅไน็ซ 

69

ๅ…ตใ‚’็”จใตใ‚‹ใซ่จ€ใธใ‚‹ใ“ใจใ‚ใ‚Šใ€‚ๅพใฏๆ•ขใฆไธปใจใชใ‚‰ใšใ—ใฆใ€่€Œใ‚‚ๅฎขใจใชใ‚Šใ€ๆ•ขใฆๅฏธใ‚’้€ฒใ‚ใšใ—ใฆใ€่€Œใ‚‚ๅฐบใ‚’้€€ใใจใ€‚ๆ˜ฏใ‚’่กŒใใซ่กŒใชใใ€ๆ”˜ใใ‚‹ใซ่‡‚ใชใใ€ๆ‰”ใใซๆ•ตใชใใ€ๅŸทใ‚‹ใซๅ…ตใชใ—ใจ่ฌ‚ใตใ€‚็ฆใฏๆ•ตใ‚’่ผ•ใ‚“ใšใ‚‹ใ‚ˆใ‚Šๅคงใชใ‚‹ใฏใชใ—ใ€‚ๆ•ตใ‚’่ผ•ใ‚“ใšใ‚‹ใฏใ€ๅพใŒๅฏถใ‚’ๅ–ชใตใซๅนพใ—ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅ…ตใ‚’ๆŠ—ใ’ใฆ็›ธๅŠ ใตใ‚‹ใซใ€ๅ“€ใ‚€่€…ใฏๅ‹ใคใชใ‚Šใ€‚

De strategen zeggen dat je moet aanvallen
wanneer je je niet kan verdedigen,
en een meter terugvallen wanneer je geen
centimeter vooruit kan.
Dit betekent zonder formatie te bewegen,
verborgen wapens te hanteren,
de armen ongemerkt te strekken
en van onverwachte zijde aan te vallen.
Er is geen grotere ramp, dan de vijand te onderschatten;
door de vijand te onderschatten,
kan ik mijn schatten verliezen.
Daarom, wanneer legers gevormd worden
en de bedreigingen beginnen, zal degene,
die reeds bij deze ontwikkelingen terugvalt,
in de strijd zegevieren.

ไธƒๅ็ซ 

70

ๅพใŒ่จ€ใตใ“ใจใฏใ€็”šใ ็Ÿฅใ‚Šใ‚„ใ™ใใ€็”šใ ่กŒใฒใ‚„ใ™ใใซใ€ๅคฉไธ‹ใ‚ˆใ็Ÿฅใ‚‹ใ“ใจใชใใ€ใ‚ˆใ่กŒใตใ“ใจใชใ—ใ€‚่จ€ใซใฏๅฎ—ใ‚ใ‚Šใ€‚ไบ‹ใซใฏๅ›ใ‚ใ‚Šใ€‚ใใ‚ŒใŸใ ็„ก็Ÿฅใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€ๆˆ‘ใ‚’็Ÿฅใ‚‰ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆˆ‘ใ‚’็Ÿฅใ‚‹ใ‚‚ใฎๅธŒใชใ‚Œใฐใ€ๅ‰‡ใกๆˆ‘ใฏ่ฒดใ—ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏ่ค๓ „ƒใ‚’่ขซใ‚‹ใ‚‚็Ž‰ใ‚’ๆ‡ทใใชใ‚Šใ€‚

Mijn leer is makkelijk te begrijpen
en makkelijk in praktijk te brengen,
maar niemand begrijpt haar of brengt haar in praktijk.
Mijn leer heeft een oorsprong, mijn daden een meester.
Omdat de mensen dit niet begrijpen, begrijpen ze mij niet;
weinigen kennen me en dat bewijst mijn waarde.
Daarom draagt de wijze zijn jade onder een grove mantel.

ไธƒๅไธ€็ซ 

71

็Ÿฅใ‚Šใฆ็Ÿฅใ‚‰ใšใจใ™ใ‚‹ใฏไธŠใซใ—ใฆใ€็Ÿฅใ‚‰ใšใ—ใฆ็Ÿฅใ‚‹ใจใ™ใ‚‹ใฏ็—…ใชใ‚Šใ€‚ใใ‚ŒใŸใ ็—…ใ‚’็—…ใจใ™ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€็—…ใชใ‚‰ใšใ€‚่–ไบบใฎ็—…ใชใ‚‰ใ–ใ‚‹ใฏใ€ใใฎ็—…ใ‚’็—…ใจใ™ใ‚‹ใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€็—…ใชใ‚‰ใšใ€‚

Te weten dat je niet weet, is het beste.
Te doen alsof je weet wanneer je niet weet, is een ziekte.
Wanneer je deze ziekte als een ziekte herkent,
zal je er vrij van zijn.
De wijze is vrij van deze ziekte;
omdat hij deze ziekte als een ziekte herkent,
is hij er vrij van.

ไธƒๅไบŒ็ซ 

72

ๆฐ‘ๅจใ‚’็•ใ‚Œใ–ใ‚Œใฐใ€ๅคงๅจใฏ่‡ณใ‚‰ใ‚“ใ€‚ใใฎๅฑ…ใ‚‹ใจใ“ใ‚ใ‚’็‹นใ—ใจใ™ใ‚‹ใ“ใจใชใ‹ใ‚Œใ€‚ใใฎ็”Ÿใจใ™ใ‚‹ใจใ“ใ‚ใ‚’ๅŽญใตใ“ใจใชใ‹ใ‚Œใ€‚ใใ‚ŒใŸใ ๅŽญใฏใšใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€ๅŽญใฏใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏ่‡ชใ‹ใ‚‰็Ÿฅใ‚Œใ‚‹ใ‚‚ใ€่‡ชใ‹ใ‚‰ใ‚’่ฆ‹ใฏใ•ใšใ€‚่‡ชใ‹ใ‚‰ๆ„›ใ™ใ‚‹ใ‚‚ใ€่‡ชใ‹ใ‚‰ใ‚’่ฒดใ—ใจใ›ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅฝผใ‚’ๅŽปใ‚Šใฆๆญคใ‚’ๅ–ใ‚‹ใ€‚

Wanneer de mensen het kwade niet vrezen,
zal een nog groter kwaad over hen heen komen.
Behuis ze niet te klein; onderdruk hen niet!
Het is enkel omdat je hen niet onderdrukt,
dat ze niet onderdrukt zijn!
Daarom geeft de wijze geen blijk van wat hij weet,
roemt hij niet over zijn waarde;
daarom doet hij het ene niet en wel het andere.

ไธƒๅไธ‰็ซ 

73

ๆ•ขใซๅ‹‡ใชใ‚Œใฐๅ‰‡ใกๆฎบใ€‚ไธๆ•ขใซๅ‹‡ใชใ‚Œใฐๅ‰‡ใกๆดปใ€‚ใ“ใฎๅ…ฉ่€…ใฏใ€ๆˆ–ใฏๅˆฉใซใ—ใฆใ€ๆˆ–ใฏๅฎณใชใ‚Šใ€‚ๅคฉใฎๆƒกใ‚€ๆ‰€๓ „ƒใ€ๅญฐใ‹ใใฎๆ•…ใ‚’็Ÿฅใ‚‰ใ‚“ใ‚„ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใ‚‚็Œถ๓ „„ใปใ“ใ‚Œใ‚’้›ฃใ—ใจใ™ใ‚‹ใŒใ”ใจใ—ใ€‚ๅคฉใฎ้“ใฏใ€็ˆญใฏใšใ–ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๅ–„ใๅ‹ใกใ€่จ€ใฏใ–ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๅ–„ใๆ‡‰ใ˜ใ€ๅฌใ‹ใ–ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚่‡ชใ‚‰ไพ†ใ‚Šใ€็นŸ็„ถใŸใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚ๅ–„ใ่ฌ€ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๅคฉ็ถฒใฏๆขๆขใชใ‚Œใฐใ€็–Žใชใ‚‹ใ‚‚่€Œใ‚‚ๅคฑใฏใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Wie zich moedig waagt, wordt gedood;
wie zich moedig niet waagt, leeft voort.
Van de twee is soms het ene goed, soms het andere.
Wie weet waarom de Hemel niet mag wat hij niet mag.
Zelfs de wijze vindt dit een moeilijke vraag.
Maar weet, dat de Weg van de Hemel niet vecht en toch overwint,
niet beveelt en toch het juiste antwoord geeft,
niet gebiedt en toch gehoorzaamd wordt,
niet vreest en toch het juiste plan trekt.
Het net van de Hemel is waarlijk groot;
zijn mazen zijn groot en toch laat het niet niets door.

ไธƒๅๅ››็ซ 

74

ๆฐ‘ๆญปใ‚’็•ใ‚Œใ–ใ‚Œใฐใ€ๅฅˆไฝ•ใ—ใฆใ‹ใ€ๆญปใ‚’ไปฅใฆใ“ใ‚Œใ‚’ๆ‡ผใ•ใ‚“ใ‚„ใ€‚่‹ฅใ—ๆฐ‘ใ‚’ใ—ใฆๅธธใซๆญปใ‚’็•ใ‚Œใ—ใ‚ใ€่€Œใ—ใฆๅฅ‡ใ‚’ใชใ™่€…ใ‚’ใ€ๅพๅŸทใคใฆๆฎบใ™ใ“ใจใ‚’ๅพ—ใฐใ€ๅญฐใ‹ๆ•ขใฆใ›ใ‚“ใ‚„ใ€‚ๅธธใซๆฎบใ‚’ๅธใ‚‹ใ‚‚ใฎใ‚ใ‚Šใฆๆฎบใ™ใ€‚ใใ‚Œๆฎบใ‚’ๅธใฉใ‚‹ใ‚‚ใฎใซไปฃใคใฆๆฎบใ™ใ“ใจใ‚’ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๅคงๅŒ ใซไปฃใคใฆๆ–ฒใ‚‹ใจ่ฌ‚ใตใชใ‚Šใ€‚ใใ‚ŒๅคงๅŒ ใซไปฃใคใฆๆ–ฒใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏใ€ๆ‰‹ใ‚’ๅ‚ทใ‚‰ใ–ใ‚‹ใ“ใจใ‚ใ‚‹ใ“ใจๅธŒใ—ใ€‚

De mensen vrezen niet de dood;
waarom hen dan met de dood bedreigen?
Zouden de mensen toch de dood vrezen
en zouden wij de kwaden grijpen om hen te doden,
wie zou zulks durven?
Er is een meesterbeul die doodt.
Om in zijn plaats de doden, is als hout te snijden
in de plaats van de meestertimmerman.
Wie hout gaat snijden in de plaats van de meestertimmerman,
snijdt zich vaak in de vingers.

ไธƒๅไบ”็ซ 

75

ๆฐ‘ใฎ้ฅ‘ใ‚†ใ‚‹ใฏใ€ใใฎไธŠใฎ็จ…ใ‚’้ฃŸใ‚€ใ“ใจใฎๅคšใใ‚’ไปฅใฆใ€ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆ้ฅ‘ใ‚†ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๆฐ‘ใฎๆฒปใ‚้›ฃใใฏใ€ใใฎไธŠใฎ็ˆฒใ™ใ“ใจใ‚ใ‚‹ใ‚’ไปฅใฆใ€ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆๆฒปใ‚้›ฃใใชใ‚Šใ€‚ๆฐ‘ใฎๆญปใ‚’่ผ•ใ‚“ใšใ‚‹ใฏใ€ใใฎ็”Ÿใ‚’ๆฑ‚ใ‚€ใ‚‹ใ“ใจใฎๅŽšใใ‚’ไปฅใฆใ€ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆๆญปใ‚’่ผ•ใ‚“ใšใชใ‚Šใ€‚ใใ‚ŒๆƒŸ็”Ÿใ‚’ไปฅใฆ็ˆฒใ™ใ“ใจ็„กใใ‚‚ใฎใฏใ€ใ“ใ‚Œ็”Ÿใ‚’่ฒดใถใ‚ˆใ‚Š่ณขใ‚Œใ‚Šใ€‚

De mensen verhongeren, omdat de heersers
teveel belastinggraan opeisen;
daarom verhongeren ze.
Ze zijn moeilijk te regeren, omdat de heersers
zich teveel met alles bemoeien;
daarom zijn ze moeilijk te regeren.
Ze vrezen de dood niet, omdat de heersers
teveel van het leven eisen;
daarom vrezen ze de dood niet.
Het zijn enkel degenen, die weinig van het leven eisen,
die het leven waardevol kunnen maken.

ไธƒๅๅ…ญ็ซ 

76

ไบบใฎ็”Ÿใพใ‚‹ใ‚‹ใ‚„ๆŸ”ๅผฑ๓ „ƒใซใ—ใฆใ€ใใฎๆญปใ™ใ‚‹ใ‚„ๅ …ๅผบใชใ‚Šใ€‚่ฌ็‰ฉ่‰ๆœจใฎ็”Ÿใšใ‚‹ใ‚„ๆŸ”่„†ใซใ—ใฆใ€ใใฎๆญปใ™ใ‚‹ใ‚„ๆžฏๆงใ™ใ€‚ๆ•…ใซใ€ๅ …ๅผบใชใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏใ€ๆญปใฎๅพ’ใซใ—ใฆใ€ๆŸ”ๅผฑ๓ „ƒใชใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏใ€็”Ÿใฎๅพ’ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€ๅ…ตๅผบใ‘ใ‚Œใฐๅ‰‡ใกๅ‹ใŸใšใ€‚ๆœจๅผบใ‘ใ‚Œใฐๅ‰‡ใกๅ…ฑใ›ใ‚‰ใ‚‹ใ€‚ๅผบๅคงใฏไธ‹ใซ่™•ใ‚Šใ€ๆŸ”ๅผฑ๓ „ƒใฏไธŠใซ่™•ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Wanneer de mens geboren wordt, is hij zacht en zwak;
dood is hij stijf en hard.
Alle dingen, het gras en de bomen,
zijn mals en soepel wanneer ze leven;
dood zijn ze droog en breekbaar.
Stijf en hard zijn de metgezellen van de dood,
zacht en zwak, die van het leven.
Daarom zal een leger dat sterk is, niet winnen,
een boom die hard is, geveld worden.
Het sterke en het grote zijn de mindere,
het zachte en het zwakke de meerdere.

ไธƒๅไธƒ็ซ 

77

ๅคฉใฎ้“ใฏใ€ใใ‚Œ็Œถ๓ „„ใปๅผ“ใ‚’ๅผตใ‚‹ใŒๅฆ‚ใใ‹ใ€‚้ซ˜ใใ‚‚ใฎใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๆŠ‘ใธใ€ไธ‹ใใ‚‚ใฎใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๆ“งใ’ใฆใ€้ค˜ใ‚Šใ‚ใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏใ“ใ‚Œใ‚’ๆใ˜ใ€่ถณใ‚‰ใ–ใ‚‹ใ‚‚ใฎใฏใ“ใ‚Œใ‚’่ฃœใตใชใ‚Šใ€‚ๅคฉใฎ้“ใฏใ€้ค˜ใ‚Šใ‚ใ‚‹ใ‚’ๆใ˜ใฆใ€่€Œใ‚‚่ถณใ–ใ‚‹ใ‚’่ฃœใตใ‚‚ใ€ไบบใฎ้“ใฏใ€ๅ‰‡ใก็„ถใ‚‰ใšใ€‚่ถณใ‚‰ใ–ใ‚‹ใ‚’ๆใ˜ใฆใ€ไปฅใฆ้ค˜ใ‚Šใ‚ใ‚‹ใซๅฅ‰ใšใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚ๅญฐใ‹่ƒฝใ้ค˜ใ‚Šใ‚ใ‚Šใฆใ€ไปฅใฆๅคฉไธ‹ใซๅฅ‰ใœใ‚“ใ‚„ใ€‚ใŸใ ๆœ‰้“่€…ใชใ‚Šใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏ็ˆฒใ™ใ‚‚ๆƒใพใšใ€‚ๅŠŸๆˆใ‚‹ใ‚‚่™•ใ‚‰ใšใ€‚ใใฏ่ณขใ‚’่ฆ‹ใ™ใ“ใจๆฌฒใ›ใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

De Weg van de Hemel is als boogschieten:
wanneer je te hoog richt, moet je de armen laten zakken;
wanneer je te laag richt, moet je de armen hoger heffen;
wanneer je teveel kracht zet, moet je de kracht verminderen;
wanneer je te weinig kracht zet, moet je de kracht vermeerderen.
De Weg van de Hemel vermindert wat teveel is
en vermeerdert wat te weinig is.
De weg die de mensen volgen is een andere:
ze verminderen wat te weinig is,
om wat teveel is te vermeerderen.
Wie alleen heeft in overvloed
om aan de wereld weg te schenken?
Enkel de mens die Tao bezit,
want hij heeft geen behoefte
om zijn bekwaamheid te tonen.

ไธƒๅๅ…ซ็ซ 

78

ๅคฉไธ‹ใฎๆŸ”ๅผฑ๓ „ƒใฏใ€ๆฐดใซ้Žใใ‚‹ใฏใชใ—ใ€‚่€Œใ—ใฆๅ …ๅผบใ‚’ๆ”ปใ‚€ใ‚‹ใ‚‚ใฎใซใ—ใฆใ€ใ“ใ‚Œใซ่ƒฝใๅ‹ใ‚‹ใ“ใจใชใใฏใ€ใใฎไปฅใฆใ“ใ‚Œใซๆ˜“ใตใ‚‹ใ“ใจใชใใ‚’ไปฅใฆใชใ‚Šใ€‚ๅผฑ๓ „ƒใฎๅผบใซๅ‹ใกใ€ๆŸ”ใฎๅ‰›ใซๅ‹ใคใ“ใจใฏใ€ๅคฉไธ‹ใซ็Ÿฅใ‚‰ใ–ใ‚‹๏ผˆใ‚‚ใฎ๏ผ‰ใชใใ‚‚ใ€่ƒฝใ่กŒใต๏ผˆใ‚‚ใฎ๏ผ‰ใชใ—ใ€‚ๆ•…ใซใ€่–ไบบใฏไบ‘ใธใ‚Šใ€ๅœ‹ใฎๅžขใ‚’ๅ—ใใ‚‹ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’็คพ๓ „ƒ็จทใฎไธปใจ่ฌ‚ใฒใ€ๅœ‹ใฎไธ็ฅฅ๓ „ƒใ‚’ๅ—ใใ‚‹ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’ๅคฉไธ‹ใฎ็Ž‹ใจ่ฌ‚ใตใจใ€‚ๆญฃ่จ€ใฏๅใ™ใ‚‹ใŒใ”ใจใ—ใ€‚

Niets is zachter en zwakker dan water,
en toch is er niets, dat hard en sterk beter aankan;
het heeft geen gelijke.
De hele wereld weet
dat het zwakke het van het sterke wint
en het zachte het van het harde wint;
toch brengt niemand het in praktijk.
Daarom zegt de wijze,
dat wie 's lands ongenade op zich neemt,
haar heer is,
wie 's lands onheil op zich neemt,
de koning van het rijk wordt.

ไธƒๅไน็ซ 

79

ๅคงๆ€จใ‚’ๅ’Œใ™ใ‚‹ใ‚‚ใ€ๅฟ…ใš้ค˜ๆ€จใ‚ใ‚Šใ€‚ๅฎ‰ใ‚“ใžไปฅใฆๅ–„ใจใชใ™ในใ‘ใ‚“ใ‚„ใ€‚ๆ˜ฏใ‚’ไปฅใฆใ€่–ไบบใฏๅทฆๅฅ‘ใ‚’ๅŸทใคใฆใ€่€Œใ‚‚ไบบใ‚’่ฒฌใ‚ใšใ€‚ๆœ‰ๅพทใฏๅฅ‘ใ‚’ๅธใฉใ‚Šใ€ใ€”ใƒžใƒžใ€•็„กๅพทใฏๅพนใ‚’ๅธใฉใ‚‹ใ€‚ๅคฉ้“ใซใฏ่ฆชใชใ—ใ€‚ๅธธใซๅ–„ไบบใซ่ˆ‡ใ™ใ€‚

Vaak lijken oprechte woorden hun tegendeel;
wanneer je haat wil goedmaken, blijft er altijd haat achter;
dit kan nooit goed zijn.
Daarom houdt de wijze zich
aan het linkerdeel van een overeenkomst,
en beschuldigt de ander niet.
Deugdzame mensen waken over het linkerdeel
van een overeenkomst,
ondeugdzame mensen over de fouten van de ander.
Weet dat de Weg van de Hemel geen gunstelingen heeft;
hij is altijd bij de goeden.

ๅ…ซๅ็ซ 

80

ๅฐๅœ‹ใซใ—ใฆๅฏกๆฐ‘ใ€‚ไป€ไผฏใฎๅ™จ๓ „ƒใ‚ใ‚‹ใ‚‚ใ€่€Œใ‚‚็”จใฒใ–ใ‚‰ใ—ใ‚ใ€ๆฐ‘ใ‚’ใ—ใฆๆญปใ‚’้‡ใ‚“ใ˜ใฆใ€่€Œใ‚‚้ ใๅพ™ใ‚‰ใšใ€่ˆŸ่ฝๆœ‰ใ‚Šใจ้›–ใ‚‚ใ€ใ“ใ‚Œใซไน˜ใ‚‹ๆ‰€ใชใใ€็”ฒๅ…ตใ‚ใ‚Šใจ้›–ใ‚‚ใ€ใ“ใ‚Œใ‚’้™ณใ™ใ‚‹ๆ‰€ใชใ‹ใ‚‰ใ—ใ‚ใ€ๆฐ‘ใ‚’ใ—ใฆๅพฉ็นฉใ‚’็ตใณใฆใ€ใ“ใ‚Œใ‚’็”จใฒใ€ใใฎ้ฃŸใ‚’็”˜ใ—ใจใ—ใ€ใใฎๆœใ‚’็พŽใชใ‚Šใจใ—ใ€ใใฎๅฑ…ใซๅฎ‰ใ—ใจใ—ใ€ใใฎไฟ—ใ‚’ๆจ‚ใ—ใฟใจใ—ใ€้„ฐๅœ‹็›ธๆœ›ใฟใ€้›ž็‹—ใฎ่ฒ็›ธ่žใ“ใ‚†ใ‚‹ใ‚‚ใ€ๆฐ‘ใฏ่€ๆญปใซ่‡ณใ‚‹ใพใง็›ธๅพ€ไพ†ใ›ใ–ใ‚‰ใ—ใ‚ใ‚“ใ€‚

Moge het land klein blijven, met weinig mensen,
en zelfs als het een tienvoud of een
hondervoud aan gerei zou hebben,
dat het daar geen gebruik van maakt.
Mogen de mensen de dood ernstig opvatten
en niet ver van huis gaan.
Zelfs zouden er boten en wagens zijn,
dat ze die niet gebruiken;
zelfs zouden er harnassen en wapens zijn,
dat ze die niet tonen.
Mogen de mensen weer koorden knopen
en die in de plaats van schrift gebruiken.
Mogen ze van hun voedsel genieten,
hun kleding mooi maken,
tevreden met hun huizen zijn,
plezier beleven aan hun gebruiken.
En hoewel men de omliggende gemeenten ziet liggen
en men het kraaien van de hanen,
het blaffen van de honden kan horen,
mogen de mensen oud worden en sterven
zonder elkaar ooit te ontmoeten.

ๅ…ซๅไธ€็ซ 

81

ไฟก่จ€ใฏ็พŽใชใ‚‰ใšใ€‚็พŽ่จ€ใฏไฟกใชใ‚‰ใšใ€‚ๅ–„่€…๓ „ƒใฏ่พฏใชใ‚‰ใšใ€‚่พฏ่€…๓ „ƒใฏๅ–„ใชใ‚‰ใšใ€‚็Ÿฅ่€…๓ „ƒใฏๅš๓ „„ใ‹ใ‚‰ใšใ€‚ๅš๓ „„ใ่€…๓ „ƒใฏ็Ÿฅใ‚‰ใšใ€‚่–ไบบใฏ็ฉใพใšใ€‚ๆ—ฃใไปฅใฆไบบใฎใŸใ‚ใซใ—ใฆใ€ๅทฑใฏใ„ใ‚ˆใ„ใ‚ˆๆœ‰ใ™ใ€‚ๆ—ฃใไปฅใฆไบบใซ่ˆ‡ใธใฆใ€ๅทฑใฏใ„ใ‚ˆใ„ใ‚ˆๅคšใ—ใ€‚ๅคฉใฎ้“ใฏใ€ๅˆฉใ—ใฆๅฎณใ›ใšใ€‚่–ไบบใฎ้“ใฏใ€็ˆฒใ—ใฆ็ˆญใฏใ–ใ‚‹ใชใ‚Šใ€‚

Ware woorden zijn niet mooi;
mooie woorden zijn niet waar.
Een goed mens redetwist niet;
wie redetwist, is niet een goed mens.
Een wijs mens heeft weinig geleerdheid;
wie veel geleerdheid heeft, is niet een wijs mens.
De wijze vergaart niet voor zichzelf;
hoe meer hij voor anderen gebruikt,
hoe meer hij verkrijgt;
hoe meer hij aan anderen geeft,
hoe meer hij behoudt.
De Weg van de Hemel is anderen te begunstigen,
niet te schaden;
de weg van de wijze is te volbrengen
en niet te streven.