51

51

Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze;
stof geeft ze vorm;
omstandigheden en neigingen vervolmaken ze.
Daarom achten de tienduizend dingen Tao
en eren ze zijn deugd.
Zonder een rang te bekleden, wordt Tao geacht
en zijn deugd geëerd;
het gebeurt spontaan.
Voorwaar, Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze.
Zij geven ze groei en ontwikkeling;
zij geven ze veiligheid en vrede;
zij voeden en beschermen ze.
Tao verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit;
het kweekt ze, maar laat ze vrij groeien;
het leidt ze, maar heerst niet over ze.
Dit noemt men de diepe en ondoorgrondelijke deugd van Tao.

Tao jidayikbűnę didęyę,
Qencî ű hęjayî wę lędike
Metiryal wę bi awe dike,
Liv wę pęrfękt dike.
Ji lewre, ti tiţt ji hezaręn tiţtan nîne
Yę ko qedrę Tao nagire an hęjabűna wę
Bilind nanirxîne.
Ev girtina qedrę Tao ű nirxandina wę bi
Bilindî
Tiţtk e ko ew bi awakî xwezayî dikin
Bę ko bęn zor kirin
Loma, Tao jidayikbűnę dide.
Qenciya wę lędike, bi pęţ ve dibe, mezin dike,
serrast dike, dike bi disiplîn,
Bi xwarin dike, dinxumîne ű diparęze,
Beran ű berheman dide lę ji xwe re hilnayine,
Dike bę li bendî kesekî be
Dide pęţ bę zor ű hęz.
Ev e “Qenciya bę mînak ű tije sir ű raz.”

52

52

Er was een begin aller dingen,
dat wij de moeder aller dingen kunnen noemen.
En wie de moeder heeft gevonden en zo haar kinderen begrijpt,
en door haar kinderen te begrijpen, aan de moeder vasthoudt,
zal zonder gevaar zijn, zijn leven lang.
Sluit de toegangen, sluit de mond,
en er zal in je leven moeiteloos vrede tot het einde heersen.
Open de toegangen, bemoei je met de dingen,
en tot het einde van je leven zal er geen verlossing zijn.
Het kleine te zien is de ware verlichting;
bij het zwakke te blijven is de ware kracht.
Gebruik dit licht om tot de verlichting te keren,
en je zal van alle gevaren behouden blijven.
Dit noemt men het eeuwige te volgen.

Ji her tiţtî re destpękek heye, em dikarin
Mîna Dayika wan lę binerin.
Ko em dayikę nas bikin, dikarin zarokan
Nas bikin.
Zarokan nas bikî, hîn ko
Xwe bi diya xwe ve girtine,
Tu dikarî bimirî bę ęţ.
Kulek ű qulan bixetimîne
Derî bigire,
Tu dikarî jîna xwe bidomîne
Bę tirs.
Deriyan veke,
Tękilî ű dan ű stendinęn xwe pirr bike
Dawî ti kes nikare alîkariya te bike
Hűrbűnan bibînî ew e tu tęyî ronahî kirin.
Nerm bimînî ew e xurtbűn bi nav dibe.
Ronahîbűnę bi kar bîne, lę vegere
Roniyę.
Tadę li xwe meke.
Ev e “ bikaranîna sermediyetę”

53

53

Zou ik maar weinig verstand hebben,
dan zou ik ook vrezen te verdwalen
bij het volgen van een brede weg,
want brede wegen hebben weinig kenmerken.
Daarom verkiezen de mensen de zijwegen,
de tuinen indrukwekkend,
terwijl de landerijen verwaarloosd,
de voorraadschuren te leeg zijn.
Er worden opvallende kleren gedragen,
scherpe wapens ook,
eten en drinken onmatig genuttigd,
rijkdom en schatten vergaard.
Dit is diefstal en verkwisting.
Voorwaar, dit is niet volgens Tao.

Heger tenę hineke hiţmendî li ba min hebe
Divę ez li ser vę riya hęja ű mezin bimeţim
Ji windakirina wę tenę bitirsim.
Bi ser ko rę pirr fireh e
Xelk ji riyęn tengokî hez dikin.
Dadgeh paqij e,
lę męrg ű zevî di bin ţînkayiyęn ziyanker de nema dixuyin,
ű odeyęn genim vala ne,
Ew cilęn hevirmęţane ű xemlandî li xwe dikin,
Di destęn wan de ţűrine tűj wek ęgir,
Xwe li ser xwarin ű vexwarinan diperixînin
Dewletî ne bęhawe.
Navę dizęn pozbilind ű paye li wan dibe
Ev bęguman ne Tao e.

54

54

Wat goed in Tao geworteld is,
kan niet van Tao ontworteld worden.
Wat goed aan Tao vasthoudt,
kan niet van Tao gescheiden worden,
en van geslacht op geslacht zullen de
voorvaderlijke offerdiensten zich vanzelf opvolgen.
Wanneer je de deugd in jezelf ontwikkelt,
wordt het een waarachtige deugd;
wanneer je de deugd in de familie ontwikkelt,
wordt het een overvloedige deugd;
wanneer je de deugd in de gemeenschap ontwikkelt,
wordt het een duurzame deugd;
wanneer je de deugd in het land ontwikkelt,
wordt het een omvangrijke deugd;
wanneer je de deugd in het rijk ontwikkelt,
wordt het een universele deugd.
Zie daarom de persoon als persoon;
zie de familie als familie;
zie de gemeenschap als gemeenschap;
zie het land als land;
zie het rijk als rijk.

Tiţtę baţ- di cih de ye
Nayę rakirin.
Tiţtę baţ- zeftkirî ye ji te nakeve.
Nifţekî piţtî yę dî rahiţtin
Ręzgirtina pęţiyan ű bi kar anîn bę ţkenandin
Wę di xwe de biçîne ű wę qencî
Rastiqîn bin.
Wę di malbatę de biçîne ű wę
Hęjayî ű nirx biherikin ű di ser re herin.
Wę di bajęr de biçîne ű hęjayî ű ciwamęrî wę
Mezin bin.
Wę di welat de biçîne ű wę nirx ű ciwamęrî
Dewlemend bin.
Wę di çihanę de biçîne ű wę hęjayî ű nirx ű sűd
Li hemű derę bin.
Ji lewre xwe bistîne ű nobedarę xwe be
Malbatę bistîne ű hay ję hebe.
Bajar bistîne ű hay ję hebe.
Welat bistîne ű hay ję hebe.
Cîhanę bistîne ű hay ji cîhanę hebe.
Çawa ez cîhanę nas dikim ko ew wisa ye?
Bi vę riyę.

55

55

Hoe weet ik, dat het in de wereld zo vergaat?
Aldus:
Wie veel deugd bezit, is gelijk een kind.
Giftige insecten zullen hem niet bijten;
wilde beesten zullen hem niet grijpen;
roofvogels zullen hem niet aanvallen.
Zijn botten zijn zwak, zijn spieren zacht,
maar zijn greep is vast.
Van het samengaan van man en vrouw weet hij nog niets,
toch staat zijn lid en duidt op het beginsel
in al zijn tegenwoordigheid.
Hij kan een dag lang wenen zonder schor te worden;
zijn evenwicht is volmaakt.
En het evenwicht te kennen, is met het eeuwige overeen te komen;
met het eeuwige overeen te komen, is verlichting.
Maar de volgroeiing te dwingen, voorspelt niets goeds,
want ongeremde gedachten leiden tot geweld,
en wanneer de dingen hun hoogtepunt bereiken,
treedt hun verval in.
Dit is tegen Tao;
wat tegen Tao is, sterft uit.

Kesę di hęza binirx de dewletî dijî ű dimîne
Mîna zarokekî nűçębűyî ye.
Mozqirtk ű tűpiţk ű marę jehrdar
Pęvenadin,
Lawiręn bejî ęrîţî wî nakin,
Balendęn goţtxwer lepűţkęn xwe tę ranadin.
Bi ser ko hestiyęn wî qels in
Ű laţę wî bę qewet e,
zeftkirina wî bi tiţtan xurt e.
Bę bîrbirina tevheviya nęritî ű męyitiyę
Ew berhemek xwerű ye,
Di liv ű hęza jiyanę de yę herî bilind e.
Roję giţî bang ű qîrqîrę dike bę ko dengę wî bikev.
Ew e yę herî biserketî di dűzan ű lihevkirinę ű harmoniy
de.
Tęgihiţtina di harmonî ű dűzanę de
Xurtbűna bi kok e.
Naskirina xurtbűna kokane
Xweronahîkirin e.
Bixwarinkirina jiyanę
Xęr ű berekt e
Bęhnderxistin ű bęhnkiţandin
Bi destę te be
Ev hęz ű xurtbűn e.
Piţtî tiţt gul didin ű dibiţkivin ew diçilmisin ű tęk diçin
ű
Ev navę wę ne-Tao e.
Tiţtę ne-Tao e zű hildiweţe.

56

56

Hij die spreekt, weet niet;
hij die weet, spreekt niet.
Hij sluit de toegangen; hij sluit de mond.
Hij stompt af zijn scherpte en ontwart de strikken;
hij dooft zijn licht en wordt één met het stof van de wereld.
Dit noemt men de diepe eenwording.
Daarom is het onmogelijk vertrouwelijk met hem te zijn,
dicht tot hem te komen, onverschillig over hem te zijn, veraf van hem te gaan;
daarom is het onmogelijk hem te bevoordelen,
onmogelijk hem te benadelen, onmogelijk hem te eren,
onmogelijk hem te beschamen.
Daarom wordt hij hooggeacht door de wereld.

Yę dizane naaxive.
Yę ko diaxive nizane.
Penceręn laţę xwe bigire, deriyę xwe bigire,
tűjiya xwe nerm ű ko bike, girękęn xwe
winda bike.
Ţewq ű ronahiya xwe hűr bike ű tev herroj
Bibe.
Ev navę wę yekitiya bicihanî ya tije raz ű hęja ye.
Erę tu nikarî wę bike ya xwe, lę
Tu dostę wę yę nęzîk î
Ű di eynî demę de, tu dűr î.
Erę tu nikarî wę bike ya xwe,
Lę tu li def wę sűd ű fędę werdigirî
Ű ziyan li te dibe li ba wę.
Tu nikarî wę bikî ya xwe, lę
Tu qedirgiran î li ba wę
Ű bęnirx î li ba wę.
Ji lerwre cîhan te qenc dinirxîne.

57

57

Regeer de staat met voorbeeldigheid;
een leger wordt met bijzondere bevelen ingezet,
maar het rijk wordt beheerd door niet handelen.
Hoe weet ik dat het zo moet?
Aldus:
Hoe meer verboden en censuur er in de wereld zijn,
hoe armer de mensen worden;
hoe meer scherpe wapens de mensen bezitten,
hoe onrustiger wordt de staat;
hoe meer sluwheid en vernuft de mens ontwikkelt,
hoe meer vergrijpen hij begaat;
hoe meer wetten en regels worden opgelegd,
hoe meer dieven en vandalen ontstaan.
Daarom zegt de wijze:
Ik treed niet op en de mensen veranderen uit zichzelf;
Ik behoud mijn stilte en de mensen vinden
uit zichzelf de juiste weg;
ik handel door niet-handelen en de mensen
worden uit zichzelf welvarend;
ik koester geen begeerten en de mensen
worden uit zichzelf als ongesneden hout.

Rastiyę ű baţiyę di biręvebirina dewletę de
Bi kar bîne.
Tektîkęn jinivkęde di cengę de bi kar bîne.
Pirr guh nede cîhanę ű cîhan wę ya te be.
Çawa dizanim ko mîna wisa ye?
Ji lewre:
Çiqa qanűn pirr bibin,
Dę wilqasî merov belengaz bibin.
Çiqa merov çekęn kujer bi dest xin,
Wilqasî wę welat ű ęl tarî ű ţevreţ bin.
Çiqa merov ţehreza bin,
wilqasî wę kirin nexwezayî bin.
Çiqa qanűn hűr be,
Wilqasî wę diz ű nijdevan pirr bin.
Ji lewre hiţmend dibęje:
‘ ez riya xwe bi zorę çęnakim
ű merov xwe diguherin.
Ez bi aramiya xwe re rihet im ű xelk
Xwe serrast dikin.
Ez xwe tev îţęn xelkę nakim ű xelk
Xwe dewlemend dikin.
Ti daxazęn min nînin
Ű xelk zanebűna xwe ya kokane dibînin.

58

58

Wanneer de heerser laks en onverschillig is,
zullen de mensen tevreden en welwillend zijn;
wanneer de heerser ijverig en precies is,
zullen de mensen teleurgesteld en twistziek worden.
Want ongeluk is waar geluk op berust
en in geluk schuilt ongeluk.
Komt hier geen einde aan?
Is er geen voobeeldigheid?
Dan zullen de deugdzamen wederom verdorven raken,
de goeden wederom verslechten.
De mensen zijn allang op dit dwaalspoor.
Daarom is de wijze puntig als een vierkant,
maar doorboort hij niet;
scherp als een mes, maar snijdt hij niet;
recht als een strak koord, maar meet hij niet;
schitterend als licht, maar verblindt hij niet.

Ko hikűmetę xwe dabe paţ
Merov bi xweţî dijîn.
Heger hikűmet rexnan bike
Merov bi tirs in.
Bextę pîs li gor bextę baţ e.
Bextę baţ bextę pîs vediţęre.
Çi baţbűna sînorzanîna eţkere ye?
An ne li gor sînoran?
Yę normal vedigere ű dibe xerîb ű seyr.
Baţbűn vedigere ű dibe ţaţtî ű xwarbűn.
Merov bi rastî ev demeke diręje ko
Tevhev ű ţaţo-maţo ne.
Ji lewre hiţmend tiţtan li hev tîne
Bę birrîn ű jękirin.
Bi kęlek dike bę jihevveqetandin.
Rast dike bę ko tęxe ręzekę de.
Dibiriqe bę çavan bięţîne.

59

59

Om over de mensen te heersen en de Hemel te dienen,
moet je matig zijn;
alleen als men matig is, kan men zich gauw herstellen.
Zich gauw herstellen betekent veel deugd te vergaren,
en wie veel deugd vergaart heeft, kan alles overwinnen.
Wie alles overwinnen kan, vergaart ongekende vermogens,
en wie ongekende vermogens bezit, is in staat het rijk te regeren.
Wie het Tao van het rijk begrijpt, zal het lang behouden,
want zijn wortels gaan diep en zijn stengels zijn krachtig,
en dit duidt op een langdurig bestaan en altijddurende gaven.

Di biręvebirina welatekî ű xizmeta
Ezman de
Ti tiţt mîna destgirtinę nîne.
Tenę ko tu destgirtî bî tu zű
Rihet dibî.
Dema tu zű rihet ű bi ser xwe ve tęyî
Tu hęjayan kom dikî.
Ko te hęjayî ű qencî pirr kirin,
ti tiţt namîne tu nikaribî zorę bibî.
Heger ti tiţt tinne be ko tu karibî zorę bibî
Kî dę kenar ű pileyęn karîbűna te nas bike?
Ev pileyęn karîbűnę ęn nayęn pîvan
Tu dikarî welat hemî bistînî.
Diya ko welat yę wę ye
Dę temenę wę dűdiręj be.
Ev wisa tę bi nav kirin“çandina rehan
Kűr ű xurt.’
Riya jîna diręj ű ţehrezayiya sermedî.

60

60

Men moet een groot rijk regeren zoals je een klein visje bakt;
wanneer men het rijk volgens Tao regeert,
zullen de geesten hun bovennatuurlijke macht kwijtraken.
Niet dat ze hun geestelijke kracht gaan verliezen,
maar ze zullen de mensen niet langer bejegenen;
ze zullen de mensen niet langer bejegenen
en dan zal de wijze hen niet bejegenen.
Wanneer ze elkaar niet langer bejegenen,
dan zullen ze beiden deugd vergaren,
dat ten goede van allen komt.

Biręvebirina welatekî fireh mîna çękirina
Masiyekî biçűk e.
Heger tu merovan bi Tao biręve bibî
Dę ji Iblîs ű ţeytan re ti hęz tine be.
Ne ko wę bęhęz bin,
lę wę qewet ű hęl ű hęza wan nikaribe
ziyan ű tadę li mirovan bike.
Ji lewre hiţmend tadę li xelkę nake,
Herdu dę ziyanę negihînin hev.
Li vir hęza wan tevhev dibe ű li wan
Vedigere.

61

61

Een groot rijk is gelijk een riviermonding in de laagte,
waar de wereld uit alle richtingen naar
het ontvangende van de wereld toe neerstroomt;
het ontvangende plaatst zich onder en door niet-handelen
wint het altijd van het gevende.
Aldus kan een grote staat een kleine aan zich binden
door zich onder te plaatsen,
en kan een kleine staat een grote aan zich binden
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich,
omdat ze zich onder bevinden.
Een grote staat wil andere aan zich hechten
en een kleine staat wil andere dienen.
Opdat beide krijgen wat ze willen,
moet de grote staat zich onder plaatsen.

Dewleta herî mezin divę mîna
Newala çemekî be.
Cihę tevheviyę yę dinyayę,
Pîrekiya cîhanę.
Herdem mętî bi ser nęrtiyę dikev
Bi riya nermatiyę
Ji ber nermatî kęmtir e
Ji lewre heger dewleta mezin xizmeta ya biçűk kir
Ew dę dewleta biçűk ji xwe re bistîne.
Heger dewleta biçűk xizmeta ya mezin bike
Ew dę wę ji xwe re bistîne.
Ji lewre hin xizmetę dikin bo fędę bikin
Ű hin fędę dikin bi ser koletî ű dîlitiya xwe de.
Dewleta mezin tiţtekî ji yekkirina ű bixwarindana
Merovęn xwe pirrtir naxwaze.
Dewleta biçűk tiţtekî ji ko tękeve bin destę
Merovekî rast zędetir naxwaze.
Wisa herdu tiţtęn dixwazin bi cih tînin.
Hęjayî ű mezinahî ye ko tu xwe li jęr bihęlî.

62

62

Tao is in de wereld gelijk de kamer op het zuidwesten,
de schatkist van de goeden, een vluchtoord voor de slechten,
want goede woorden brengen je eer en goede daden achting,
en zelfs wanneer de mens slecht is, zal Tao hem toegang bieden.
Daarom is het beter om bij de kroning van een koning,
of de beëediging van de drie ministers,
te knielen en dit Tao aan te bieden,
dan veel jade getrokken door spannen van vier paarden.
Waarom werd dit Tao hooggeacht door de wijzen van weleer?
Zegden ze niet, dat wie Tao zoekt het zal het vinden,
wie in Tao zijn toevlucht zoekt, verlost zal worden?
Daarom wordt Tao hooggeacht door de wereld.

Tao kűr di her tiţtî de veţartî ye.
Ew xizna baţan e
Ű warę revę ye ji yęn ne- wilqasî-baţ re.
Bi gotinine haydar ű ţehreza tu dikarî
Serkeftî bî.
Bi kirinine ciwamęr tu dikarî bę bijartin.
Merov belkî ne wisa baţ bin, lę tę
Çawa guh li wan meke?
Ji lewre, ű heger komęn hespan pirr mor ű mircanęn
Hęja ű biha anîbin bo ţahiya bitackirina impirator
Ű danîna hersî mîran jî,
ev ne çętir e ji mana te li cihę tu
aniha lę yî
ű di Tao de pęţ dikevî.
Çima kevnaran wisa Tao nirxbiha
Dîtin ?
Tu nikarî bibęjî ko ev bo xatirę
Ji xwe re ję peran bigirin
An cezak ű tirsek di destęn wan de
hebe pę kuţtinę
Rawestînin.
Ji lewre ew ya herî pesndayî ű bihadîtî ye
Li cîhanę.

63

63

Handel door niet-handelen;
doe door niet-doen, ervaar door niet-ervaren;
groot of klein, veel of weinig, betaal aanstoot met deugd.
Bereid je voor op het zware wanneer het nog licht is;
werk aan het grote wanneer het nog klein is.
Zware ondernemingen beginnen licht;
grote ondernemingen beginnen klein.
Daarom streeft de wijze niet naar het grote
en bereikt hij zo het grote.
Wie makkelijk toezegt, krijgt geen vertrouwen;
wie de dingen als makkelijk ziet, krijgt moeilijkheden.
De wijze ziet de dingen als moeilijk
en daarom krijgt hij geen moeilijkheden.

Bike bę ‘tu bikî.’
Bibe beţdarek bę tu tękevî tękiliyan ű rolekę
Bilîzî.
Bitehmîne bę tu bitehmînî
Yę mezin biçűk bike,
Pirr hindik bike.
Bersiva bęhntengiyę ű aciziyę bi baţiyę bide.
Îţęn xwe bi zehmetiyan re biqedîne hîn ko
Ew hesan in .
Bi yę mezin re bide ű bistîne hîn ko ew kiçik e.
Teţqelęn mezin di jiyanę de
Herdem sade ű hesan dest pę dikin.
Tękiliyęn mezin herdem biçűk dest pę dikin.
Ji lewre hiţmend bi yę mezin re nade ű nastîne
Ű dikare mezinahiya xwe bike birra.
Aniha gotinine sivik baweriyeke hindik çędikin
Pirr hesanî dibe pirr zehmetî
Ji lewre hiţmend bi tiţtan re dide ű distîne
Mîna ko zehmet bin,
Ű ji ber wisa, ti zehmetiyęn wî nînin.

64

64

Wat stil staat, kun je makkelijk vasthouden;
wat niet is, kun je makkelijk vóór zijn;
wat bros is, kun je makkelijk breken;
wat nietig is, kun je makkelijk verdrijven.
Benader de dingen nog voor hun onstaan;
zet de dingen recht nog voor dat ze in wanorde raken.
Een boom zo groot als een mans omarming,
is van een scheut omhooggegroeid;
een toren van negen verdiepingen begint met een klomp klei;
een reis van driehonderd mijlen begint waar je staat.
Wie handelt faalt; wie grijpt verliest.
Daarom handelt de wijze niet, en faalt hij niet,
grijpt hij niet, en verliest hij niet.
De mensen falen vaak wanneer ze bijna slagen;
wanneer je tegen het einde zo voorzichtig blijft
als je in den beginne was, zal je niet falen.
Daarom begeert de wijze geen begeerten,
begeert hij geen begeerlijkheden.
Hij leert geen geleerdheden, maar keert terug
naar wat de mensen vergeten zijn.
Hij kweekt de dingen zoals ze zijn
en handelt door niet-handelen.

Yę radizę pirr hesan e pę bę girtin.
Yę hîn neqewimiye ű çęnebűye
Hesan e amadekirina ję re.
Yę ko lawaz e ű tenik e hesan e bę ţkenandin.
Yę pirr biçűk e ű hűr e hesan e bę
Belav kirin.
Tiţtan bi kar bîne berî mezin bibin.
Bi kęrî îţan were berî tękevin nav hev.
Dareke gewre ji navkekę kiçik mezin dibe.
Lękirineke bilind ji komeke axę bi jor dikeve.
Ręwîtiyeke ji hezar mîlî bi gavekę dest pę dike.
Planan çędike, zora te dire
Bi tiţtan digire, tu wan winda dikî.
Hiţmendî ji tinebűnę naafirîne, wisa
Zora wę nare.
Bi tiţtan nagire, ji lewre winda nake
Dema merov procekt ű planęn xwe
Bi kar tînin
Ew pirrę caran di dawiyę de lanetę
Li wan tînin.
Eger tu di dawiyę de wisa haydar bî
Mîna di pęţiyę de bűyî ,
Tę nemîne bęhęvî ű bęçare
Ji lewre hiţmendî ne-hęvîkirinę hęvî dike,
Firaxęn entîke bazar nake,
Tiţtę nayę hînbűn dixwîne
Da karibe ţaţtiyęn merovęn neţehreza
Serrast bike
Ű alîkariya hemű tiţtan bike bo xwezaya
Xwe ya rast kifţ ű eţkere bikin
Bę xwe bi avętina gava pęţî paye bike.

65

65

Degenen die zich aan Tao hielden in tijden van weleer
onderwezen de mensen niet, maar hielden hen ongeletterd,
want teveel geleerdheid maakt de mensen moeilijk te regeren.
Degene die de staat regeert met het geven van geleerdheid,
besteelt haar;
degene die de staat regeert zonder het geven van geleerdheid,
is voor haar een zegen.
Wie dit inziet, kent ook het voorbeeld,
en het voorbeeld voor ogen te houden,
noemt men de wonderlijke deugd.
De deugd wordt diep en verreikend,
en de dingen keren terug naar hun oorspronkelijke staat,
en hervinden hun zuiver evenwicht.

Yęn kevnar yęn di Tao de pirr
Zîrek bűn
Xelk ronahî nedikirin
Lę ew sade dihiţtin.
Dema ko biręvebirina merovan zehmet be
Ev wisa ye ji ber jîrbűna wan ya xurt.
Ji lewre
Heger tu jîrbűnę bo biręvebirina dewletę
Bi kar bînî
Tu dizę welat î.
Heger tu jîrbűnę ji bo biręvebirina dewletę
Bi kar neyinî
Tu xęr ű bereket î ji dewletę re.
Ko te ev herdu xal fam kirin,
ji xwe te
awayę rast ji biręvebirinę re
nas kiriye .
Ko herdem awayę rast ű ligor tę bigihęjî
Hęjaya tije raz ű sir wisa ev tiţt tę bi nav kirin .
Çikasî kűr ű dűr e
Nirx ű hęjaya pirr bi sir ű raz!
Dihęle hemű vegerin
Ta bigihęn awayę herî mezin ű pak.

66

66

De grote rivieren en zeeën
zijn de koningen van alle bergstromen,
omdat ze welbedacht onder blijven;
daarom zijn ze de koningen.
Daarom, om boven de mensen te staan,
moet je in woorden minder zijn;
om de mensen voor te gaan,
moet je in daden achterblijven.
De wijze bevindt zich boven,
maar de mensen voelen zijn gewicht niet;
hij loopt voor,
maar de mensen treden hem niet op de hielen;
de wereld zingt hem lof toe
zonder er moe van te worden.
Het is omdat hij niet wedijvert,
dat niemand het tegen hem opneemt.

Sedema ko li çeman ű li derya tę nerîn
Mîna ew serok ű serdestę kaniyęn newalę bin
Ew e ko ew li jęrî wan in.
Ji lewre dikarin qiralęn wan bin.
Wisa ko tu bixwazî di ser merovan re bî
Divę tu bi kęmayî ű xwebiçűkî bi wan re biaxivî.
Ko tu bixwazî bidî pęţ wan
Divę tu xwe deynî paţ wan.
Wisa hiţmend cihę wî li jor e
Ű merov bi bindestiyę nahisin.
Ew li pęţî ye ű ew nabînin
bę ti ţaţtî peyda dibe.
Ji lewre ew dihebînin wî bajon bi
Pęţî de ű wî venegerînin.
Ű lewra ew bi kesî re pevnaçine
Ti kes pę re jî pevnaçine.

67

67

De hele wereld zegt, dat mijn Tao
wel erg groot en onvoorstelbaar is.
Het is omdat het zo groot is,
dat het onvoorstelbaar is.
Als wij het ons zouden kunnen voorstellen,
zou het allang iets kleins zijn.
Drie schatten heb ik; behoed en bewaar ze.
De eerste is mededogen,
de tweede is matigheid
en de derde is niet op de wereld vooruit te lopen.
Mededogen maakt je waarlijk moedig;
matigheid maakt je waarlijk vrijgevig,
en doordat je niet op de wereld vooruitloopt,
ben je in staat haar te leiden.
Maar zonder mededogen moedig te zijn,
zonder matigheid vrijgevig,
de voornaamste te willen zijn zonder te kunnen volgen,
voorwaar, deze dingen zijn dodelijk.
Het is mededogen, dat je in de aanval doet overwinnen
en onoverwinnelijk maakt in de verdediging;
wanneer de Hemel een mens wil redden,
zal hij hem met mededogen wapenen.

Sedema ko her kes Tao a min mezin ű hęja
Dibîne
Ew e ko ti tiţt mîna wę nîne.
Ji ber ew pirr hęja ye ű mezin e
Ti tiţt mîna wę nîne.
Heger tiţtek heba timî mîna
Wę ba
Wę çawa ew biçűk ba?
Sę xiznęn min hene ko hiltînim
Ű li wan miqate me.
Ya pęţî dilovanî ű diltenikî ye,
ya diwemîn zihd ű rebenî,
ya sęyemîn ew e ko newęrim
xwe tęxim pęţiya ti kesî.
Dilovaniya min hebe, dikarim męr bim.
Zihd ű rebeniya min hebe, dikarim çavfireh ű
ciwamęr bim
Newęribim xwe tęxim pęţiya ti kesî
Dikarim wisa demę bi dest xim
Da karîbűnęn xwe temam ű jîr bikim.
Heger ez męr bim bę diltenikî
Ciwamęr bę zihd , an
Herim bi pęţî de bę ko îţęn xwe deynim
Dawî,
Dibe ko aniha ez mirî bama.
Heger tu ţerekî bi dilovaniyę bajoyî
Tę bi ser keve.
Ko tu xwe bi dilovaniyę biparęzî
Ti tiţt di te re derbas nabe.
Wę ezman li te miqate be,
Te biparęze bi dilovaniyę

68

68

Een goed aanvoerder houdt gelijke tred
met zijn troepen;
een goed krijger toont geen gevoelens;
een goed veroveraar onderhandelt niet.
Een goed gebruiker van mensen echter,
plaatst zich onder hen;
dit noemt men de deugd van niet-streven,
de kracht om mensen in te zetten;
dit noem men de Hemel te evenaren,
het hoogste beginsel van weleer.

Leţkerę herî baţ ne xwînxwer ű çavsor e.
Ţervanę herî baţ ne bęhnteng e.
Tektîkzanę herî baţ dijmin
Mijűl nake.
Yę dikare sűdę herî baţ ji karîbűn
Ű talentę merovan bigire
Ew e yę xwe li jęr wan datîne.
Ev e ko tę bi nav kirin baţî ű
Hęjaya bę- gengeţe ű cîdal.
Karîbűna mijűlkirina talentęn merovan
Wisa ew tę bi nav kirin.
Navę wę yekitiya dawîne bi ezman re ye.

69

69

De strategen zeggen dat je moet aanvallen
wanneer je je niet kan verdedigen,
en een meter terugvallen wanneer je geen
centimeter vooruit kan.
Dit betekent zonder formatie te bewegen,
verborgen wapens te hanteren,
de armen ongemerkt te strekken
en van onverwachte zijde aan te vallen.
Er is geen grotere ramp, dan de vijand te onderschatten;
door de vijand te onderschatten,
kan ik mijn schatten verliezen.
Daarom, wanneer legers gevormd worden
en de bedreigingen beginnen, zal degene,
die reeds bij deze ontwikkelingen terugvalt,
in de strijd zegevieren.

Stratîcîzan gotineke wan heye:
“ çętir dibînim ko karibim bilivim, ne ko
di cihę xwe de rawestim
ko gavekę bi paţ de vegerim ű ne
inçekę bi pęţ de herim. “
Ev e ję re tę gotin pęţveçuna
Bę pęţveçűn;
Amadekirin bę payebűn;
Ęrîţkirin ű hilweţandina cihę bę parastin;
Stendina wî bę pevçűn.
Ti ţaţtî mezintir ji nerîna bi kęmanî li hęza
Dijberę xwe nîne.
Heger ez bi kęmanî li hęza dijberę xwe
Binerim
Ez dę delalę dilę xwe yę herî delalî winda bikim.
Ji lewre
Dema dijber li hev dikevin
Ew ę herî pirr li ber vî tiţtî dikev
Dę bi ser keve.

70

70

Mijn leer is makkelijk te begrijpen
en makkelijk in praktijk te brengen,
maar niemand begrijpt haar of brengt haar in praktijk.
Mijn leer heeft een oorsprong, mijn daden een meester.
Omdat de mensen dit niet begrijpen, begrijpen ze mij niet;
weinigen kennen me en dat bewijst mijn waarde.
Daarom draagt de wijze zijn jade onder een grove mantel.

Gotinęn min hesan in ji bo tęgihiţtinę
Ű hesan in bo bęn bi kar anîn.
Bi ser de jî ti kes di wan de nagihęje
Ű wan bi kar nayine.
Gotinęn min çavkanî ű kokek wan heye;
Kirinęn min bingeh ű pirnsîpę wan heye.
Tenę ji ber netęgihiţtina te di vî tiţtî de
Tu min fam nakî .
Ji ber kęm merov hene ko di min de digihęjin
Ez binirx im ű biha me.
loma yę hiţmend cilęn hiţk ű qalind
Li xwe dike.
Bi ser ko ew mor ű mircanan li ser sînga xwe vediţęre.

71

71

Te weten dat je niet weet, is het beste.
Te doen alsof je weet wanneer je niet weet, is een ziekte.
Wanneer je deze ziekte als een ziekte herkent,
zal je er vrij van zijn.
De wijze is vrij van deze ziekte;
omdat hij deze ziekte als een ziekte herkent,
is hij er vrij van.

Ti tiţt çętir ji zanebűna ko
Tu nizanî nîne.
Nizanibî, bi ser de bifikirî
Ko tu zanî-
Ev nexweţî ye.
Tenę dema tu nexweţ bî ji ko tu nexweţ î
Tu dę bę rihet kirin
Hiţmendî ew e ko ne nexweţbűn e
Wisa ye ji ber ew nexweţ e ji nexweţiyę .
Ji lewre ew ne nexweţ e.

72

72

Wanneer de mensen het kwade niet vrezen,
zal een nog groter kwaad over hen heen komen.
Behuis ze niet te klein; onderdruk hen niet!
Het is enkel omdat je hen niet onderdrukt,
dat ze niet onderdrukt zijn!
Daarom geeft de wijze geen blijk van wat hij weet,
roemt hij niet over zijn waarde;
daarom doet hij het ene niet en wel het andere.

Dema merov ji hęz ű qeweta te
metirsin
Wę çaxę tu bi rastî bűyî
Mezin.
Tiliya xwe mexe kar ű baręn wan yęn
Malbatî de.
Mebe zordar ű qutkerę rizqę wan.
Heger tu zordariyę li wan mekî
Ew dę bi bindestiyę mehisin.
Wiha hiţmendî di xwe de digihęje
Lę xwe nade pęţ ű xwe bi xwe dernaxe
Ji xwe hez dike
Lę pesn ű wesfę xwe nade.
Lew dev ji wî tiţtî berdide
Ű vî tiţtî ji xwe re dibe.

73

73

Wie zich moedig waagt, wordt gedood;
wie zich moedig niet waagt, leeft voort.
Van de twee is soms het ene goed, soms het andere.
Wie weet waarom de Hemel niet mag wat hij niet mag.
Zelfs de wijze vindt dit een moeilijke vraag.
Maar weet, dat de Weg van de Hemel niet vecht en toch overwint,
niet beveelt en toch het juiste antwoord geeft,
niet gebiedt en toch gehoorzaamd wordt,
niet vreest en toch het juiste plan trekt.
Het net van de Hemel is waarlijk groot;
zijn mazen zijn groot en toch laat het niet niets door.

Ko tu męr bî di węrîbűna
Xwe de tu dę bimirî.
Ko tu męr bî di ne-węrîbűna
Xwe de tu dę bijî.
Di navbera van herdiwan de, yek tijenirx e
Ű ya dî ziyantije ye.
Kî sedemę çima
Ezman ji tiţtę ko hez nake hez nake
Fam dike?
Ta bi yę hiţmend zehmet e
Naskirina vî tiţtî ję re.
Riya ezman ew e ko tu bi hesanî
Bi ser kevî bę westan ű ţer.
Baţ bersivę bidî bę gotin,
Tu biçî ű bęyî bi xwezayî bę vexwendineke
Taybet,
Ji pęţeroję re kar bikî bę tevlihevî ű tirs.
Toreya ezman berfirh e
Ne xurt girędayî ye.
Ű ti tiţt ję nakeve jî

74

74

De mensen vrezen niet de dood;
waarom hen dan met de dood bedreigen?
Zouden de mensen toch de dood vrezen
en zouden wij de kwaden grijpen om hen te doden,
wie zou zulks durven?
Er is een meesterbeul die doodt.
Om in zijn plaats de doden, is als hout te snijden
in de plaats van de meestertimmerman.
Wie hout gaat snijden in de plaats van de meestertimmerman,
snijdt zich vaak in de vingers.

Ko merov ji mirinę netirsin
Çawa tę wan bi mirinę bitirsîne?
Ko tu bihęlî merov bi berdewamî
Ji mirinę bitirsin
Bi zindankirina herkesę tiţtekî
Seyr ű ne li gor adetę bike
Ű bi kuţtina wan,
Kî wę biwęribe bilive ű here-were?
Herdem męrkujek karbidest heye
Bo vî tiţtî bibe serî.
Ko tu rola męrkuję karbidest bilîzî
Wisa ye mîna birandina text bi karîbűn
Ű jęhatîbűna textbirekî hoste .
Ęn dę destęn xwe birîn mekin
Pirr kęm in.

75

75

De mensen verhongeren, omdat de heersers
teveel belastinggraan opeisen;
daarom verhongeren ze.
Ze zijn moeilijk te regeren, omdat de heersers
zich teveel met alles bemoeien;
daarom zijn ze moeilijk te regeren.
Ze vrezen de dood niet, omdat de heersers
teveel van het leven eisen;
daarom vrezen ze de dood niet.
Het zijn enkel degenen, die weinig van het leven eisen,
die het leven waardevol kunnen maken.

Sedema ko xelk ji birçîna dimirin
Ew e ji ber serokęn wan bi çavnebarî ű çavbirçîbűn
Bacan li wan giran dikin.
Zehmet e biręvebirina wan
Da serokęn wan bi tenę armancęn wan di hiţęn wan
De ne ű ne ęn gelęn wan.
Sedema ko merov bętirs li mirinę dinerin
Ew e lewra dixwazin jîn dewletî ű dewlemend be.
Tenę bi jiyana ne ji bo armancęn xwe bitenę
Tu dikarî herî jiyana giranbiha

76

76

Wanneer de mens geboren wordt, is hij zacht en zwak;
dood is hij stijf en hard.
Alle dingen, het gras en de bomen,
zijn mals en soepel wanneer ze leven;
dood zijn ze droog en breekbaar.
Stijf en hard zijn de metgezellen van de dood,
zacht en zwak, die van het leven.
Daarom zal een leger dat sterk is, niet winnen,
een boom die hard is, geveld worden.
Het sterke en het grote zijn de mindere,
het zachte en het zwakke de meerdere.

Dema merov ji dayik dibin cirxweţ ű
Nerim in.
Dema mirinę hiţk ű zuha ne.
Dema ţînkayî zindî ne ew ter ű
Nerm ű tenik in.
Dema dimirin, diçilmisin ű zuha
Dibin.
Ji lewre yęn hiţk ű zuha
dandűyęn mirinę ne.
Yęn cirxweţ ű nerm dandű ű peyęn
Jînę ne.
Wilo, ko tu bęhnteng ű ţerhez ű hiţk bî,
tę bi ser nekevî.
Ko dar tęr hiţk be, tę pirîn.
Ji lewre
Yęn hiţk ű mezin nizm in,
yęn cirxweţ ű nerm mezintir ű hęjatir in

77

77

De Weg van de Hemel is als boogschieten:
wanneer je te hoog richt, moet je de armen laten zakken;
wanneer je te laag richt, moet je de armen hoger heffen;
wanneer je teveel kracht zet, moet je de kracht verminderen;
wanneer je te weinig kracht zet, moet je de kracht vermeerderen.
De Weg van de Hemel vermindert wat teveel is
en vermeerdert wat te weinig is.
De weg die de mensen volgen is een andere:
ze verminderen wat te weinig is,
om wat teveel is te vermeerderen.
Wie alleen heeft in overvloed
om aan de wereld weg te schenken?
Enkel de mens die Tao bezit,
want hij heeft geen behoefte
om zijn bekwaamheid te tonen.

Riya ezman
Mîn vezilandina kevan e
Jor bi binî de tę kiţandin,
Binî bi jor ve tę kiţandin
Tęla zęde tę hilanîn
Li kű pirrbűn pęwîst be, tę zęde kirin.
Riya ezman e
Ko pirrbűn li cihę ko lę zęde be hilîne
Ű zęde bike li cihę kęmbűn tę de hebe.
Riya merovan cuda ye:
ko pęwîstî hebe ji wî cihî dibin
ű zęde dikin li cihę ko pirrbűn tę de hebe.
Kî dikare vę zędebűnę bistîne ű wę
Bide xelkę?
Tenę yę ko Tao di dest de ye.
Ji lewre yę hiţmend dide ű distîne
Bę hay ji ko wę lę bę vegerandin hebe
Di bidawîanîna xwe de ji tiţtekî re namîne
Naxwaze jęhatîbűna xwe eţkere bike.

78

78

Niets is zachter en zwakker dan water,
en toch is er niets, dat hard en sterk beter aankan;
het heeft geen gelijke.
De hele wereld weet
dat het zwakke het van het sterke wint
en het zachte het van het harde wint;
toch brengt niemand het in praktijk.
Daarom zegt de wijze,
dat wie 's lands ongenade op zich neemt,
haar heer is,
wie 's lands onheil op zich neemt,
de koning van het rijk wordt.

Ti tiţt ji avę nermtir
Nîne,
bi ser de jî ti tiţt ję çętir li hemberî
hiţkayę ű xurtiyę nîne.
Wisa ye lewra ti tiţt nikare wę biguhere.
Biserkeftina nermiyę li hember hiţkiyę
Ű cirxweţiyę li beramber çavsoriyę
Tiţtek e ko hemű merov dinasin
Lę ti kes nikare bi xwe wisa bike.
Ji lewre hiţmend dibęjin :
Ť Yę ko gemar ű qiręjiya dewletę
dierîne(qebűl dike)
dibe serokę wę.
Yę ko katastrof ű belę wę dierîne
Dibe ţah ű qiralę cîhanę.
Rastî paradoks ű nakok dixuye.

79

79

Vaak lijken oprechte woorden hun tegendeel;
wanneer je haat wil goedmaken, blijft er altijd haat achter;
dit kan nooit goed zijn.
Daarom houdt de wijze zich
aan het linkerdeel van een overeenkomst,
en beschuldigt de ander niet.
Deugdzame mensen waken over het linkerdeel
van een overeenkomst,
ondeugdzame mensen over de fouten van de ander.
Weet dat de Weg van de Hemel geen gunstelingen heeft;
hij is altijd bij de goeden.

Piţtî hedinandina bęhntengiyeke mezin
Herdem poţmanî ű nexweţbűnek
Bi ser dikeve.
Çawa ev bęhntengî wę mîna
Baţiyekę bę dîtin?
Ji lewre hiţmendî para xwe ji
Danűstendinę ű bersivdanę ji xwe re dihęle
Ű merovę dî kontrol nake.
Ű wisa karbidestęn rast ű pak
Sozęn xwe bi cih tînin
Ű yęn xwar ű derew wan diţkenînin.
Tao ya pîroz ya ezmanî ti delalęn ber dil ję re
Nînin:
Yęn baţ bilind dike ű dibiţkivîne.

80

80

Moge het land klein blijven, met weinig mensen,
en zelfs als het een tienvoud of een
hondervoud aan gerei zou hebben,
dat het daar geen gebruik van maakt.
Mogen de mensen de dood ernstig opvatten
en niet ver van huis gaan.
Zelfs zouden er boten en wagens zijn,
dat ze die niet gebruiken;
zelfs zouden er harnassen en wapens zijn,
dat ze die niet tonen.
Mogen de mensen weer koorden knopen
en die in de plaats van schrift gebruiken.
Mogen ze van hun voedsel genieten,
hun kleding mooi maken,
tevreden met hun huizen zijn,
plezier beleven aan hun gebruiken.
En hoewel men de omliggende gemeenten ziet liggen
en men het kraaien van de hanen,
het blaffen van de honden kan horen,
mogen de mensen oud worden en sterven
zonder elkaar ooit te ontmoeten.

Bera welatek biçűk hebe bi hindik
Xelk,
yęn, li gel ko pirr mekînęn wan hene jî,
lę wan bi kar nayinin.
Yęn li mirinę bi hayjębűn dinerin ű naçin
Pirr dűr nagerin.
Li gel ko qeyikęn wan hene ű
Erebeyęn wan, li wan ti caran siwar nabin.
Li gel mertal ű çekęn wan hene, lę
yekcar naçin ceng ű ţer.
Bera vegerin pîvandinę bi
Girędana girękan di werîs de.
Bera xwarina wan xweţ bibe, cilin
spehî bide wan, warekî tije aţtî ű
jînek rihet.
Li gel ko welatę nęzîkî wan tę dîtin
Ű kűçikęn wî ű mirîţkęn wî
Tęn bihîstin,
Dę merov kal bibin ű bimirin
Bę ko herin serdana welatęn hevdu

81

81

Ware woorden zijn niet mooi;
mooie woorden zijn niet waar.
Een goed mens redetwist niet;
wie redetwist, is niet een goed mens.
Een wijs mens heeft weinig geleerdheid;
wie veel geleerdheid heeft, is niet een wijs mens.
De wijze vergaart niet voor zichzelf;
hoe meer hij voor anderen gebruikt,
hoe meer hij verkrijgt;
hoe meer hij aan anderen geeft,
hoe meer hij behoudt.
De Weg van de Hemel is anderen te begunstigen,
niet te schaden;
de weg van de wijze is te volbrengen
en niet te streven.

Gotinęn rast ne qure ű xemilandî ne.
Gotinęn qure ű xemilandî ne rast in.
Yęn baţ gengeţę ű nîqaţę nakin.
Nîqaţhez ne baţ in.
Ew ę bi rastî dizane ne
Bi firehî zanyar e,
zanyarę bi dorfirehî dizane bi rastî
nizane.
Hiţmendî hilnayine ű venaţęre,
Ji pirratî ű zędebűna xwe dide xelkę.
Bi dana xelkę ew
Dewlemend dibe.
Riya ezmanan alîkarî ye ű ne
Tade ű gihandina ziyanę ye.