Tao Te Tjing / Tao Te Ching — w językach niderlandzkim i duńskim. Strona 2

Niderlandzko-duńska dwujęzyczna książka

Lao-Tse

Tao Te Tjing

Lao-tse

Tao Te Ching

51

51

Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze;
stof geeft ze vorm;
omstandigheden en neigingen vervolmaken ze.
Daarom achten de tienduizend dingen Tao
en eren ze zijn deugd.
Zonder een rang te bekleden, wordt Tao geacht
en zijn deugd geëerd;
het gebeurt spontaan.
Voorwaar, Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze.
Zij geven ze groei en ontwikkeling;
zij geven ze veiligheid en vrede;
zij voeden en beschermen ze.
Tao verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit;
het kweekt ze, maar laat ze vrij groeien;
het leidt ze, maar heerst niet over ze.
Dit noemt men de diepe en ondoorgrondelijke deugd van Tao.

Alle ting opstĂĄr af Tao.
De næres af dyden.
De dannes af stof.
De formes af omgivelserne.
Derfor adlyder alle ting Tao og ærer dyden.
Respekt for Tao og ærbødighed for dyden er ikke noget, som påbydes;
de ligger i tingenes natur.
Derfor: Alle ting opstĂĄr af Tao.
Af dyden næres de,
udvikles de, fremmes de,
beskyttede, skærmede, modnede og værnede.
At skabe uden at fĂĄ i eje,
at arbejde uden at tage til indtægt,
at vejlede uden at pĂĄvirke,
dette er den højeste dyd.

52

52

Er was een begin aller dingen,
dat wij de moeder aller dingen kunnen noemen.
En wie de moeder heeft gevonden en zo haar kinderen begrijpt,
en door haar kinderen te begrijpen, aan de moeder vasthoudt,
zal zonder gevaar zijn, zijn leven lang.
Sluit de toegangen, sluit de mond,
en er zal in je leven moeiteloos vrede tot het einde heersen.
Open de toegangen, bemoei je met de dingen,
en tot het einde van je leven zal er geen verlossing zijn.
Het kleine te zien is de ware verlichting;
bij het zwakke te blijven is de ware kracht.
Gebruik dit licht om tot de verlichting te keren,
en je zal van alle gevaren behouden blijven.
Dit noemt men het eeuwige te volgen.

Begyndelsen til universet er moder til alle ting.
NĂĄr man kender moderen, kender man ogsĂĄ barnet.
NĂĄr man kender barnet og derfor holder sig til moderen, opnĂĄr man frihed for frygt for farer.
Hold din mund lukket, beskyt dine sanser og livet vil være fuIdbyrdet,,
Luk din mund op, vær travlt på færde, da er livet uden håb.
At have sans for det ringe er at være viis.
At give efter for styrke er at have kraft.
Følg lyset fra Tao og lad det lede dig indad;
på den måde vil du frelses fra døden.
Dette kaldes at indtræde i evigheden.

53

53

Zou ik maar weinig verstand hebben,
dan zou ik ook vrezen te verdwalen
bij het volgen van een brede weg,
want brede wegen hebben weinig kenmerken.
Daarom verkiezen de mensen de zijwegen,
de tuinen indrukwekkend,
terwijl de landerijen verwaarloosd,
de voorraadschuren te leeg zijn.
Er worden opvallende kleren gedragen,
scherpe wapens ook,
eten en drinken onmatig genuttigd,
rijkdom en schatten vergaard.
Dit is diefstal en verkwisting.
Voorwaar, dit is niet volgens Tao.

Hvis jeg var tilstrækkelig viis, ville jeg følge det store Tao,
og min eneste bekymring ville være at komme bort fra denne vej.
At følge den brede vej er let, men folk foretrækker krogede stier.
Mens paladset pranger i pragt, er markerne vanrøgtede og kornladerne tomme.
Nogle klæder sig fint, bærer prægtige sværd, spiser og drikker over måde; de har kostbarheder i overflod.
De er røverbaroner,
At dette ikke er Taos vej, er sikkert.

54

54

Wat goed in Tao geworteld is,
kan niet van Tao ontworteld worden.
Wat goed aan Tao vasthoudt,
kan niet van Tao gescheiden worden,
en van geslacht op geslacht zullen de
voorvaderlijke offerdiensten zich vanzelf opvolgen.
Wanneer je de deugd in jezelf ontwikkelt,
wordt het een waarachtige deugd;
wanneer je de deugd in de familie ontwikkelt,
wordt het een overvloedige deugd;
wanneer je de deugd in de gemeenschap ontwikkelt,
wordt het een duurzame deugd;
wanneer je de deugd in het land ontwikkelt,
wordt het een omvangrijke deugd;
wanneer je de deugd in het rijk ontwikkelt,
wordt het een universele deugd.
Zie daarom de persoon als persoon;
zie de familie als familie;
zie de gemeenschap als gemeenschap;
zie het land als land;
zie het rijk als rijk.

Det, som er dybt rodfæstet, rykkes ikke op igen.
Det, som man har godt fat om, kan ikke glide en af hænde.
Det vil blive æret fra slægt til slægt.
Dyrk dyden i dig selv, og den vil fæste rod.
Dyrk den i familien, og den vil spire frem.
Dyrk den i landsbyen, og den vil vokse.
Dyrk den i landet, og den vil blomstre.
Dyrk den i universet, og dyden vil være overalt.
Derfor: Se pĂĄ kroppen som krop,
se pĂĄ familien som familie,
se pĂĄ landsbyen som landsby,
se pĂĄ landet som land,
se pĂĄ universet som univers.
Hvordan ved jeg, at universet er sĂĄdan?
Ved at se!

55

55

Hoe weet ik, dat het in de wereld zo vergaat?
Aldus:
Wie veel deugd bezit, is gelijk een kind.
Giftige insecten zullen hem niet bijten;
wilde beesten zullen hem niet grijpen;
roofvogels zullen hem niet aanvallen.
Zijn botten zijn zwak, zijn spieren zacht,
maar zijn greep is vast.
Van het samengaan van man en vrouw weet hij nog niets,
toch staat zijn lid en duidt op het beginsel
in al zijn tegenwoordigheid.
Hij kan een dag lang wenen zonder schor te worden;
zijn evenwicht is volmaakt.
En het evenwicht te kennen, is met het eeuwige overeen te komen;
met het eeuwige overeen te komen, is verlichting.
Maar de volgroeiing te dwingen, voorspelt niets goeds,
want ongeremde gedachten leiden tot geweld,
en wanneer de dingen hun hoogtepunt bereiken,
treedt hun verval in.
Dit is tegen Tao;
wat tegen Tao is, sterft uit.

Den, som er fuld af dyd, er som et nyfødt barn.
Hvepse vi! ikke stikke og slanger ikke bide det;
vilde dyr vil ikke springe pĂĄ det; rovfugle vil ikke slĂĄ klo i det.
Dets knogler er bløde, dets muskler er svage, dog har det et fast greb.
Det har ikke erfaret mands og kvindes forening, alligevel er det helt.
Dets legemskraft udfolder sig fuldt ud.
Det skriger hele dagen uden at blive hæst.
Dette er fuldkommen harmoni.
At tilegne sig harmoni er at fatte det evige.
At tilegne sig det evige er visdom.
Det er ikke viist at leve over mĂĄde.
Kontrol med åndedrættet fremkalder spænding.
Hvis for megen energi anvendes, følger udmattelse.
Dette er ikke Taos vej.
Hvad der er imod Tao, vil ikke vare længe.

56

56

Hij die spreekt, weet niet;
hij die weet, spreekt niet.
Hij sluit de toegangen; hij sluit de mond.
Hij stompt af zijn scherpte en ontwart de strikken;
hij dooft zijn licht en wordt Ă©Ă©n met het stof van de wereld.
Dit noemt men de diepe eenwording.
Daarom is het onmogelijk vertrouwelijk met hem te zijn,
dicht tot hem te komen, onverschillig over hem te zijn, veraf van hem te gaan;
daarom is het onmogelijk hem te bevoordelen,
onmogelijk hem te benadelen, onmogelijk hem te eren,
onmogelijk hem te beschamen.
Daarom wordt hij hooggeacht door de wereld.

Den, som ved, taler ikke.
Den, som taler, ved ikke.
Hold munden lukket.
Vogt pĂĄ sanserne.
Udglat din skarphed.
Gør dine problemer overskuelige.
Dæmp din klarhed.
Vær ét med jordens støv.
Det er den oprindelige enhed.
Den, som har nået dette stadium, har intet forhold til kærlighed og fjendskab,
til godt og dårligt, til ære og vanære.
Derfor er dette det højeste stadium.

57

57

Regeer de staat met voorbeeldigheid;
een leger wordt met bijzondere bevelen ingezet,
maar het rijk wordt beheerd door niet handelen.
Hoe weet ik dat het zo moet?
Aldus:
Hoe meer verboden en censuur er in de wereld zijn,
hoe armer de mensen worden;
hoe meer scherpe wapens de mensen bezitten,
hoe onrustiger wordt de staat;
hoe meer sluwheid en vernuft de mens ontwikkelt,
hoe meer vergrijpen hij begaat;
hoe meer wetten en regels worden opgelegd,
hoe meer dieven en vandalen ontstaan.
Daarom zegt de wijze:
Ik treed niet op en de mensen veranderen uit zichzelf;
Ik behoud mijn stilte en de mensen vinden
uit zichzelf de juiste weg;
ik handel door niet-handelen en de mensen
worden uit zichzelf welvarend;
ik koester geen begeerten en de mensen
worden uit zichzelf als ongesneden hout.

Styr nationen med retfærd.
Før krig med overraskelsesangreb.
Bliv herre over universet uden stræben.
Hvorledes ved jeg, at det er sĂĄdan?
Fordi:
Jo flere love og pĂĄbud, der er, jo mere forarmes folket.
Jo skarpere folks vĂĄben, jo mere uro i landet.
Jo kløgtigere og snildere folk er, jo mere kompliceret bliver alt.
Jo flere regler og bestemmelser, jo flere tyve og røvere.
Derfor siger den vise:
Jeg griber ikke ind, sĂĄ vil folk finde sig selv.
Jeg holder mig i ro, så bliver folk ærlige.
Jeg udretter intet, og folk bliver rige.
Jeg har ingen ønsker, og folk vender tilbage til den gode og enkle livsførelse.

58

58

Wanneer de heerser laks en onverschillig is,
zullen de mensen tevreden en welwillend zijn;
wanneer de heerser ijverig en precies is,
zullen de mensen teleurgesteld en twistziek worden.
Want ongeluk is waar geluk op berust
en in geluk schuilt ongeluk.
Komt hier geen einde aan?
Is er geen voobeeldigheid?
Dan zullen de deugdzamen wederom verdorven raken,
de goeden wederom verslechten.
De mensen zijn allang op dit dwaalspoor.
Daarom is de wijze puntig als een vierkant,
maar doorboort hij niet;
scherp als een mes, maar snijdt hij niet;
recht als een strak koord, maar meet hij niet;
schitterend als licht, maar verblindt hij niet.

NĂĄr landet styres med let hĂĄnd, lever folket enkelt.
NĂĄr landet styres med streng hed, kommer folket i forfald.
Lykke bunder i ulykke.
Ulykke lurer pĂĄ bunden af al lykke.
Hvem kan se enden derpĂĄ?
Der er ingen ærlighed.
Ærlighed bliver til uærlighed.
Godhed bliver til nedbrydende vold.
Mennesket har længe været offer for disse.
Derfor er den vise skarp, men ikke skærende,
spids, men ikke gennem borende,
retlinet, men ikke hensynsløs,
blændende, men ikke blindende.

59

59

Om over de mensen te heersen en de Hemel te dienen,
moet je matig zijn;
alleen als men matig is, kan men zich gauw herstellen.
Zich gauw herstellen betekent veel deugd te vergaren,
en wie veel deugd vergaart heeft, kan alles overwinnen.
Wie alles overwinnen kan, vergaart ongekende vermogens,
en wie ongekende vermogens bezit, is in staat het rijk te regeren.
Wie het Tao van het rijk begrijpt, zal het lang behouden,
want zijn wortels gaan diep en zijn stengels zijn krachtig,
en dit duidt op een langdurig bestaan en altijddurende gaven.

Til at sørge for andre og tjene himlen er intet bedre end mådehold.
MĂĄdehold begynder med, at du opgiver dine egne ideer.
Dette afhænger af dyd indsamlet i fortiden.
Hvis der er et godt lager af dyd, er intet umuligt.
Hvis intet er umuligt, er der ingen grænser.
Hvis en mand ingen grænser kender, er han egnet til at blive fyrste.
Indrettet pĂĄ samme mĂĄde som vort ophav vil du ikke vare ved i lang tid.
Du er som træet, hvis rod er dyb, og hvis stamme er fast.
Dette er langt livs og evig anseelses Tao.

60

60

Men moet een groot rijk regeren zoals je een klein visje bakt;
wanneer men het rijk volgens Tao regeert,
zullen de geesten hun bovennatuurlijke macht kwijtraken.
Niet dat ze hun geestelijke kracht gaan verliezen,
maar ze zullen de mensen niet langer bejegenen;
ze zullen de mensen niet langer bejegenen
en dan zal de wijze hen niet bejegenen.
Wanneer ze elkaar niet langer bejegenen,
dan zullen ze beiden deugd vergaren,
dat ten goede van allen komt.

Man mĂĄ styre staten pĂĄ samme mĂĄde, som nĂĄr man koger smĂĄ fisk.
Nærm dig universet ved hjælp af Tao, og det onde vil være uden magt.
Det betyder ikke, at det onde ikke er mægtigt,
men dets magt vil ikke blive brugt til at skade andre.
Det vil ikke blot undlade at skade andre, men den vise selv vil være uskadt.
De skader ikke hinanden,
og dyden i hver af dem styrker dem begge

61

61

Een groot rijk is gelijk een riviermonding in de laagte,
waar de wereld uit alle richtingen naar
het ontvangende van de wereld toe neerstroomt;
het ontvangende plaatst zich onder en door niet-handelen
wint het altijd van het gevende.
Aldus kan een grote staat een kleine aan zich binden
door zich onder te plaatsen,
en kan een kleine staat een grote aan zich binden
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich
door zich onder te plaatsen;
sommige binden de ander aan zich,
omdat ze zich onder bevinden.
Een grote staat wil andere aan zich hechten
en een kleine staat wil andere dienen.
Opdat beide krijgen wat ze willen,
moet de grote staat zich onder plaatsen.

Et stort rige er som et sted, der ligger lavt.
Det er altings mødested, universets moder.
Kvinden sejrer over manden ved eftergivenhed, ved at underordne sig i tavshed.
Derfor:
NĂĄr et stort rige indordner sig under et mindre rige,
vil det overtage det mindre rige.
Og hvis et mindre rige giver efter for et større rige,
vil det overvinde det større rige.
Derfor:
Den, som vil sejre, mĂĄ give efter,
og den, som sejrer, gør det ved at give efter.
Et stort rige har brug for flere folk;
et lille rige har brug for at tjene.
Begge opnår, hvad de søger.
Det passer sig for et stort rige at give efter.

62

62

Tao is in de wereld gelijk de kamer op het zuidwesten,
de schatkist van de goeden, een vluchtoord voor de slechten,
want goede woorden brengen je eer en goede daden achting,
en zelfs wanneer de mens slecht is, zal Tao hem toegang bieden.
Daarom is het beter om bij de kroning van een koning,
of de beëediging van de drie ministers,
te knielen en dit Tao aan te bieden,
dan veel jade getrokken door spannen van vier paarden.
Waarom werd dit Tao hooggeacht door de wijzen van weleer?
Zegden ze niet, dat wie Tao zoekt het zal het vinden,
wie in Tao zijn toevlucht zoekt, verlost zal worden?
Daarom wordt Tao hooggeacht door de wereld.

Tao er kilde til alle ting.
Det er den gode mands skatkammer og den onde mands tilflugtssted.
Søde ord kan købe hæder.
Gode gerninger kan vinde anseelse.
Selv om en mand er ond, bør man ikke forlade ham:
Derfor:
PĂĄ den dag, da kejseren krones,
eller de tre øverste embedsmænd udnævnes,
send da ikke en gave af jade
eller et hestefirspand,
men forbliv i ro og tilbyd Tao.
Hvorfor holder alle sĂĄ meget af Tao fra gammel tid?
Mon ikke fordi man dér finder, hvad man søger, og får tilgivelse for sin brøde?
Derfor er det den største skat i universet.

63

63

Handel door niet-handelen;
doe door niet-doen, ervaar door niet-ervaren;
groot of klein, veel of weinig, betaal aanstoot met deugd.
Bereid je voor op het zware wanneer het nog licht is;
werk aan het grote wanneer het nog klein is.
Zware ondernemingen beginnen licht;
grote ondernemingen beginnen klein.
Daarom streeft de wijze niet naar het grote
en bereikt hij zo het grote.
Wie makkelijk toezegt, krijgt geen vertrouwen;
wie de dingen als makkelijk ziet, krijgt moeilijkheden.
De wijze ziet de dingen als moeilijk
en daarom krijgt hij geen moeilijkheden.

Udfør ikke-handling.
Arbejd uden at udrette noget.
Smag på det smagløse.
Gør det lille stort.
Gengæld fjendskab med omsorg.
Se det enkle i det indviklede.
OpnĂĄ storhed smĂĄting.
I universet udrettes svære ting, mens de er lette.
I universet udgøres store handlinger af små.
Den vise forsøger aldrig at udrette noget stort.
SĂĄledes opnĂĄr han storhed.
Den, der giver mange løfter, holder sjældent ord.
Den, der tager tingene let, vil få det svært.
Fordi den vise altid tager det lette alvorligt,
kommer han aldrig i nogen vanskeligheder.

64

64

Wat stil staat, kun je makkelijk vasthouden;
wat niet is, kun je makkelijk vóór zijn;
wat bros is, kun je makkelijk breken;
wat nietig is, kun je makkelijk verdrijven.
Benader de dingen nog voor hun onstaan;
zet de dingen recht nog voor dat ze in wanorde raken.
Een boom zo groot als een mans omarming,
is van een scheut omhooggegroeid;
een toren van negen verdiepingen begint met een klomp klei;
een reis van driehonderd mijlen begint waar je staat.
Wie handelt faalt; wie grijpt verliest.
Daarom handelt de wijze niet, en faalt hij niet,
grijpt hij niet, en verliest hij niet.
De mensen falen vaak wanneer ze bijna slagen;
wanneer je tegen het einde zo voorzichtig blijft
als je in den beginne was, zal je niet falen.
Daarom begeert de wijze geen begeerten,
begeert hij geen begeerlijkheden.
Hij leert geen geleerdheden, maar keert terug
naar wat de mensen vergeten zijn.
Hij kweekt de dingen zoals ze zijn
en handelt door niet-handelen.

Det stille holdes let i ro.
Hvad der ikke er indtruffet, forebygges let.
Det skøre knækkes let.
Det ringe spredes let.
Gør noget ved tingen, før den indtræffer.
Skab orden, før forvirring indtræder.
Et stort træ er begyndt som en hårfin spire.
Et tĂĄrn i ni etager er begyndt som en lav vold af ler.
En rejse pĂĄ tusinde mil er begyndt med Ă©t eneste skridt.
Den, som handler, forpurrer sin hensigt.
Den, som griber, taber.
Den vise handler ikke, derfor lider han ikke nederlag.
Han griber ikke, og taber derfor heller ikke.
For de fleste glipper forehavendet, nĂĄr de er pĂĄ randen til at nĂĄ deres mĂĄl.
Derfor bør man give lige så meget agt på slutningen som på begyndelsen.
SĂĄ vil det ikke slĂĄ fejl.
Derfor søger den vise frihed for attrå.
Han samler ikke kostbare ting.
Han lærer ikke at holde fast ved meninger.
Han bringer folk tilbage til det, de har tabt.
Han hjælper alt og alle med at finde deres rette natur, men afstår dog fra stræben.

65

65

Degenen die zich aan Tao hielden in tijden van weleer
onderwezen de mensen niet, maar hielden hen ongeletterd,
want teveel geleerdheid maakt de mensen moeilijk te regeren.
Degene die de staat regeert met het geven van geleerdheid,
besteelt haar;
degene die de staat regeert zonder het geven van geleerdheid,
is voor haar een zegen.
Wie dit inziet, kent ook het voorbeeld,
en het voorbeeld voor ogen te houden,
noemt men de wonderlijke deugd.
De deugd wordt diep en verreikend,
en de dingen keren terug naar hun oorspronkelijke staat,
en hervinden hun zuiver evenwicht.

I begyndelsen søgte de, der kendte Tao, ikke at oplyse andre, men at holde dem i mørke.
Hvorfor er det så svært at styre? Fordi så mange gør sig kloge.
Herskere, som søger at bruge kløgt, bedrager landet.
De, som styrer uden kløgt, er en velsignelse for landet.
Dette er de to muligheder.
Forståelse heraf er en grundlæggende dyd.
Grundlæggende dyd er dyb og vid.
Den fører alle ting tilbage mod den store enhed.

66

66

De grote rivieren en zeeën
zijn de koningen van alle bergstromen,
omdat ze welbedacht onder blijven;
daarom zijn ze de koningen.
Daarom, om boven de mensen te staan,
moet je in woorden minder zijn;
om de mensen voor te gaan,
moet je in daden achterblijven.
De wijze bevindt zich boven,
maar de mensen voelen zijn gewicht niet;
hij loopt voor,
maar de mensen treden hem niet op de hielen;
de wereld zingt hem lof toe
zonder er moe van te worden.
Het is omdat hij niet wedijvert,
dat niemand het tegen hem opneemt.

Hvorfor er havet hersker over hundrede floder?
Fordi det ligger lavere end dem.
Derfor er det hersker over hundrede floder.
Hvis den vise ønsker at lede folket, må han tjene det ydmygt.
Hvis han vil lede det, må han sætte sig selv sidst.
På den måde vil folk ikke føle sig undertrykt, når den vise styrer.
Skønt han er forud for dem, føler de sig ikke krænket.
Alle vil støtte ham og ikke fortryde det.
Fordi han ikke søger at fremhæve sig selv, vil han ikke støde på modstand.

67

67

De hele wereld zegt, dat mijn Tao
wel erg groot en onvoorstelbaar is.
Het is omdat het zo groot is,
dat het onvoorstelbaar is.
Als wij het ons zouden kunnen voorstellen,
zou het allang iets kleins zijn.
Drie schatten heb ik; behoed en bewaar ze.
De eerste is mededogen,
de tweede is matigheid
en de derde is niet op de wereld vooruit te lopen.
Mededogen maakt je waarlijk moedig;
matigheid maakt je waarlijk vrijgevig,
en doordat je niet op de wereld vooruitloopt,
ben je in staat haar te leiden.
Maar zonder mededogen moedig te zijn,
zonder matigheid vrijgevig,
de voornaamste te willen zijn zonder te kunnen volgen,
voorwaar, deze dingen zijn dodelijk.
Het is mededogen, dat je in de aanval doet overwinnen
en onoverwinnelijk maakt in de verdediging;
wanneer de Hemel een mens wil redden,
zal hij hem met mededogen wapenen.

Alle kalder mit Tao stort og mageløst.
Fordi det er stort, synes det uden sin lige.
Hvis det havde sin lige, ville det for længst være forsvundet.
Jeg har tre kostelige skatte, som jeg priser og vĂĄger over:
Den første er kærlighed,
den anden er nøjsomhed,
den tredje er mod til ikke at stille sig foran andre.
Af kærlighed opstår mod,
af nøjsomhed gavmildhed,
af ydmyghed førerskab.
Men nu til dags afstår folk fra kærlighed og prøver kun at være tapre,
de lader nøjsomhed fare og prøver kun at være gavmilde,
de tror ikke på ydmyghed, men prøver altid at hævde sig.
På den måde er de dødsens.
Kærlighed giver altid sejr i kamp og styrke i forsvar.
Derfor hedder det:
NĂĄr himlen vil frelse et menneske,
udruster den det med kærlighed.

68

68

Een goed aanvoerder houdt gelijke tred
met zijn troepen;
een goed krijger toont geen gevoelens;
een goed veroveraar onderhandelt niet.
Een goed gebruiker van mensen echter,
plaatst zich onder hen;
dit noemt men de deugd van niet-streven,
de kracht om mensen in te zetten;
dit noem men de Hemel te evenaren,
het hoogste beginsel van weleer.

En god soldat er ikke voldsom.
En god fægter er ikke hidsig.
En god vinder er ikke vigtig.
En god leder er ydmyg.
Dette er kendt som ”tilbageholdenhedens kraft”.
Dette er kendt som ”evnen til at lede andre”.
Det har siden gammel tid været kendt som
”at følge himlen og være ét med den”.

69

69

De strategen zeggen dat je moet aanvallen
wanneer je je niet kan verdedigen,
en een meter terugvallen wanneer je geen
centimeter vooruit kan.
Dit betekent zonder formatie te bewegen,
verborgen wapens te hanteren,
de armen ongemerkt te strekken
en van onverwachte zijde aan te vallen.
Er is geen grotere ramp, dan de vijand te onderschatten;
door de vijand te onderschatten,
kan ik mijn schatten verliezen.
Daarom, wanneer legers gevormd worden
en de bedreigingen beginnen, zal degene,
die reeds bij deze ontwikkelingen terugvalt,
in de strijd zegevieren.

En stor hærfører har sagt:
Jeg vover aldrig at sende en udfordring, men vil hellere tage imod et angreb.
Jeg tør ikke rykke en tomme frem, men vil hellere trække mig en fod tilbage.
Dette kaldes at ”marchere uden at avancere”,
at ”smøge ærmerne op uden at vise armen”,
at ”fordrive fjenden ved imødekommenhed”,
at ”være bevæbnet med fredens våben”.
Der er intet sĂĄ ulyksaligt som at undervurdere fjenden.
Ved at undervurdere fjenden risikerer jeg at miste, hvad der er mest værdifuldt.
Derfor hedder det:
Når hærene mødes på slagmarken, vil den, der viger, vinde.

70

70

Mijn leer is makkelijk te begrijpen
en makkelijk in praktijk te brengen,
maar niemand begrijpt haar of brengt haar in praktijk.
Mijn leer heeft een oorsprong, mijn daden een meester.
Omdat de mensen dit niet begrijpen, begrijpen ze mij niet;
weinigen kennen me en dat bewijst mijn waarde.
Daarom draagt de wijze zijn jade onder een grove mantel.

Mine ord er lette at fatte og lette at føre ud i livet.
Dog er intet menneske i stand til at forstå dem eller udføre dem.
Mine ord har et urgammelt ophav.
Mine handlinger er bundne af love.
Uden kendskab hertil kan mennesker ikke forstĂĄ mig.
De, som fatter mig, er fĂĄ.
De, som misbruger mig, bliver hædret.
Derfor er den vise fattigt klædt, men bærer en ædelsten i sit hjerte.

71

71

Te weten dat je niet weet, is het beste.
Te doen alsof je weet wanneer je niet weet, is een ziekte.
Wanneer je deze ziekte als een ziekte herkent,
zal je er vrij van zijn.
De wijze is vrij van deze ziekte;
omdat hij deze ziekte als een ziekte herkent,
is hij er vrij van.

At have kundskab om sin uvidenhed er styrke.
At være uvidende om sin kundskab er sygdom.
Hvis man kun er syg af sygdom,
er man ikke syg.
Den vise er ikke syg, fordi han er syg af sygdom.
Derfor er han ikke syg.

72

72

Wanneer de mensen het kwade niet vrezen,
zal een nog groter kwaad over hen heen komen.
Behuis ze niet te klein; onderdruk hen niet!
Het is enkel omdat je hen niet onderdrukt,
dat ze niet onderdrukt zijn!
Daarom geeft de wijze geen blijk van wat hij weet,
roemt hij niet over zijn waarde;
daarom doet hij het ene niet en wel het andere.

Når mennesker ikke længere ænser det ophøjede, er det virkelig stort.
Træng derfor ikke ind i deres hjem.
Forstyr dem ikke ved arbejdet.
Hvis du ikke kommer imellem, vil de ikke ledes ved dig.
Derfor anerkender den vise sig selv, men fører ikke sig selv frem.
Han sætter sig selv højt, men hævder sig ikke.
Han undgår det sidste og foretrækker det første.

73

73

Wie zich moedig waagt, wordt gedood;
wie zich moedig niet waagt, leeft voort.
Van de twee is soms het ene goed, soms het andere.
Wie weet waarom de Hemel niet mag wat hij niet mag.
Zelfs de wijze vindt dit een moeilijke vraag.
Maar weet, dat de Weg van de Hemel niet vecht en toch overwint,
niet beveelt en toch het juiste antwoord geeft,
niet gebiedt en toch gehoorzaamd wordt,
niet vreest en toch het juiste plan trekt.
Het net van de Hemel is waarlijk groot;
zijn mazen zijn groot en toch laat het niet niets door.

En tapper og dristig mand vil dræbe eller blive dræbt.
En tapper og tilbageholdende mand vil altid bevare livet.
Af disse to — hvem er nu god og hvem skadelig?
Der er visse ting, som ikke billiges af himlen.
Hvem kender grunden?
Selv den vise er usikker.
Himlens Tao stræber ikke, alligevel vinder det altid overhånd.
Det taler ikke og fĂĄr alligevel svar.
Det beder ikke og forsynes dog med alt.
Det synes uden stræben og følger dog en plan.
Himlens net kastes viden om.
Skønt dets masker er store, slipper intet igennem.

74

74

De mensen vrezen niet de dood;
waarom hen dan met de dood bedreigen?
Zouden de mensen toch de dood vrezen
en zouden wij de kwaden grijpen om hen te doden,
wie zou zulks durven?
Er is een meesterbeul die doodt.
Om in zijn plaats de doden, is als hout te snijden
in de plaats van de meestertimmerman.
Wie hout gaat snijden in de plaats van de meestertimmerman,
snijdt zich vaak in de vingers.

Hvis mennesker ikke er bange for at dø,
hvordan kan man da skræmme dem med døden?
Hvis mennesker lever i evig frygt for døden,
og hvis lovbrud automatisk medfører henrettelse,
hvem ville da vove at bryde loven?
Der findes altid over os en magt, der fælder dødsdomme.
Hvis du prøver at tage dens plads, vil du være som den,
der prøver at hugge bjælker med en mestertømrers økse.
Hvis du prøver at hugge bjælker som en mestertømrer,
vil du bare hugge dig selv i hĂĄnden.

75

75

De mensen verhongeren, omdat de heersers
teveel belastinggraan opeisen;
daarom verhongeren ze.
Ze zijn moeilijk te regeren, omdat de heersers
zich teveel met alles bemoeien;
daarom zijn ze moeilijk te regeren.
Ze vrezen de dood niet, omdat de heersers
teveel van het leven eisen;
daarom vrezen ze de dood niet.
Het zijn enkel degenen, die weinig van het leven eisen,
die het leven waardevol kunnen maken.

Hvorfor sulter folket?
Fordi herskerne øder indtægterne bort i form af skatter.
Derfor sulter folket.
Hvorfor er folket vanskeligt at styre?
Fordi herskerne foretager for mange indgreb.
Derfor er folket vanskeligt at styre.
Hvorfor finder folket det så let at dø?
Fordi herskerne stiller for store krav til livet.
Derfor tager folket sig døden så let.
Den, der har lidet at leve pĂĄ, ved bedre
end at sætte livet for højt.

76

76

Wanneer de mens geboren wordt, is hij zacht en zwak;
dood is hij stijf en hard.
Alle dingen, het gras en de bomen,
zijn mals en soepel wanneer ze leven;
dood zijn ze droog en breekbaar.
Stijf en hard zijn de metgezellen van de dood,
zacht en zwak, die van het leven.
Daarom zal een leger dat sterk is, niet winnen,
een boom die hard is, geveld worden.
Het sterke en het grote zijn de mindere,
het zachte en het zwakke de meerdere.

Et menneske fødes blødt og bøjeligt.
Ved sin død er det hårdt og stift.
Unge vækster er smidige og fulde af saft.
Ved deres død er de visne og tørre.
Derfor er stivhed og ubøjelighed forvarsler om død.
Det bløde og blide er udtryk for liv.
Derfor vil en hær aldrig sejre ved sin styrke,
et træ, som ikke bøjer sig for vinden, knækker let.
Det hårde og stærke vil falde.
Det bløde og blide vinde overhånd.

77

77

De Weg van de Hemel is als boogschieten:
wanneer je te hoog richt, moet je de armen laten zakken;
wanneer je te laag richt, moet je de armen hoger heffen;
wanneer je teveel kracht zet, moet je de kracht verminderen;
wanneer je te weinig kracht zet, moet je de kracht vermeerderen.
De Weg van de Hemel vermindert wat teveel is
en vermeerdert wat te weinig is.
De weg die de mensen volgen is een andere:
ze verminderen wat te weinig is,
om wat teveel is te vermeerderen.
Wie alleen heeft in overvloed
om aan de wereld weg te schenken?
Enkel de mens die Tao bezit,
want hij heeft geen behoefte
om zijn bekwaamheid te tonen.

Himlens Tao virker, som når man spænder en bue.
Det, som er oppe, sænkes, og det, som er nede, hæves.
Hvis strengen er for lang, kortes den af.
Hvis den er for kort, gøres den længere.
Himlens Tao er at tage fra dem, der har for meget,
og give til dem, der har for lidt.
Menneskets veje er ikke sĂĄdan:
Det tager fra dem, der har for lidt,
for at give til dem, der allerede har for meget.
Hvem vil tage af sin overflod og lade det komme hele verden til nytte?
Kun den, der følger Tao.
Derfor handler den vise uden at stille betingelser.
Han udretter, hvad der skal gøres, uden at opholde sig derved.
Han søger ikke at stille sig selv til skue.

78

78

Niets is zachter en zwakker dan water,
en toch is er niets, dat hard en sterk beter aankan;
het heeft geen gelijke.
De hele wereld weet
dat het zwakke het van het sterke wint
en het zachte het van het harde wint;
toch brengt niemand het in praktijk.
Daarom zegt de wijze,
dat wie 's lands ongenade op zich neemt,
haar heer is,
wie 's lands onheil op zich neemt,
de koning van het rijk wordt.

Intet i verden er så føjeligt og eftergivende som vandet;
men til at pĂĄvirke det faste og klare findes intet bedre.
Det er uimodstĂĄeligt.
Det svage overvinder det stærke.
Det bløde overvinder det hårde.
Alle véd dette, men ingen handler derefter.
Derfor siger den vise:
Den, som viser respekt for folket, er egnet til at lede det.
Den, som tager landets ulykker pĂĄ sine egne skuldre,
fortjener at blive universets herre.
Sandhedens ord mĂĄ udtrykkes, sĂĄ de modsiger sig selv.

79

79

Vaak lijken oprechte woorden hun tegendeel;
wanneer je haat wil goedmaken, blijft er altijd haat achter;
dit kan nooit goed zijn.
Daarom houdt de wijze zich
aan het linkerdeel van een overeenkomst,
en beschuldigt de ander niet.
Deugdzame mensen waken over het linkerdeel
van een overeenkomst,
ondeugdzame mensen over de fouten van de ander.
Weet dat de Weg van de Hemel geen gunstelingen heeft;
hij is altijd bij de goeden.

Efter en bitter strid
bliver en rest af nag tilbage.
Hvad kan der gøres ved det?
Den vise holder altid sin del af aftalen, men pukker ikke pĂĄ sin ret.
Den dydige overholder alle sine forpligtelser,
mens et menneske uden dyd stiller krav til andre.
Himlens Tao tager ikke parti. Det hjælper altid den gode mand.

80

80

Moge het land klein blijven, met weinig mensen,
en zelfs als het een tienvoud of een
hondervoud aan gerei zou hebben,
dat het daar geen gebruik van maakt.
Mogen de mensen de dood ernstig opvatten
en niet ver van huis gaan.
Zelfs zouden er boten en wagens zijn,
dat ze die niet gebruiken;
zelfs zouden er harnassen en wapens zijn,
dat ze die niet tonen.
Mogen de mensen weer koorden knopen
en die in de plaats van schrift gebruiken.
Mogen ze van hun voedsel genieten,
hun kleding mooi maken,
tevreden met hun huizen zijn,
plezier beleven aan hun gebruiken.
En hoewel men de omliggende gemeenten ziet liggen
en men het kraaien van de hanen,
het blaffen van de honden kan horen,
mogen de mensen oud worden en sterven
zonder elkaar ooit te ontmoeten.

Et lille land har en mindre befolkning.
Skønt der er maskiner, der kan arbejde ti eller hundrede gange hurtigere
end mennesket, er de ikke nødvendige.
Folket tager døden alvorligt og rejser ikke langt.
Skønt de har både vogne og både, er der ingen der bruger dem.
Skønt de har rustninger og våben, er der ingen der bærer dem.
Mennesker begynder atter at slĂĄ knuder pĂĄ en snor i stedet for at skrive.
Deres føde er enkel og sund, deres klæder simple og smukke,
deres boliger sikre, deres færd lykkelig.
Skønt de lever så tæt på deres naboer, at man kan høre haner gale og hunde gø tværs over vejen, lader de hinanden være i fred, alt imens de ældes og dør.

81

81

Ware woorden zijn niet mooi;
mooie woorden zijn niet waar.
Een goed mens redetwist niet;
wie redetwist, is niet een goed mens.
Een wijs mens heeft weinig geleerdheid;
wie veel geleerdheid heeft, is niet een wijs mens.
De wijze vergaart niet voor zichzelf;
hoe meer hij voor anderen gebruikt,
hoe meer hij verkrijgt;
hoe meer hij aan anderen geeft,
hoe meer hij behoudt.
De Weg van de Hemel is anderen te begunstigen,
niet te schaden;
de weg van de wijze is te volbrengen
en niet te streven.

Sande ord er ikke fagre.
Fagre ord er ikke sande.
Gode mænd skændes ikke.
De, som skændes, er ikke gode.
De, som kender Tao, er ikke lærde.
De lærde kender det ikke.
Den vise hober ikke skatte op.
Jo mere han gør for andre, jo mere modtager han selv.
Jo mere han giver til andre, jo rigere bliver han selv.
Himlens Tao gennemtrænger alt uden at volde skade.
Den vises Tao viser sig som virke uden vold.